Dinsdag 7 jan.

Dinsdag 7 jan.
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Dinsdag 7 jan.

Slide 1 - Slide

Paragraaf 3 Taalverandering
Je leert over taalverandering. 
Je weet hoe taal verandert door neologismen en leenwoorden.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Opdracht 2 en opdracht 3
Werk in tweetallen. 
Opdracht 2; Lees tekst 1 en beantwoord de vragen 2 t/m 5.

Opdracht 3; Lees tekst 2 en beantwoord en beantwoord vragen 1 t/m 3

timer
10:00

Slide 4 - Slide

Welk woord werd tot Kinderwoord van 2024 jaar verkozen?
A
bro
B
bruh
C
rizzler
D
ohio

Slide 5 - Quiz

Paragraaf 4 Bouwstenen van taal
Begrippen
Morfeem; Een lettergreep die een bepaalde betekenis aan een woord geeft. Kan een woord zijn, of een gedeelte van een woord!
Vocaal = klinker
Consonant = medeklinker
Schrift = verzameling letters of tekens die je bij een taal gebruikt om te schrijven.


Slide 6 - Slide

Aan de slag; 
Opdracht 2; Lees tekst 1 en beantwoord de vragen (vraag 4 overslaan en 6 mag je samen maken) 

Opdracht 3; Lees tekst 2 en beantwoord de vragen 1,  3, 5 en 6.
timer
10:00

Slide 7 - Slide

Opdracht 2

1 Het aantal letters is afhankelijk van de mogelijkheid om de klanken van een taal weer te geven; bij het Grieks zijn dat misschien iets minder dan in het Nederlands; het Arabisch heeft meer medeklinkers dan het Nederlands, o.a. twee bijzondere keelklanken en vier emfatische medeklinkers (die ‘doffer’ worden uitgesproken).
2 Drie eigen voorbeelden, bijvoorbeeld: au, ei, eu, ng, nk, oe, oei, ou, ui. Overigens zijn au, ei, ou en ui strikt genomen tweeklanken.
3 De ‘sj’, zoals in ‘chocola’ en ‘chauffeur’.
5 her-; re-
6 Deze klank komt niet in andere talen voor.

Slide 8 - Slide

Opdracht 3
1 Bij langere woorden zou dat kunnen, bij kortere wordt dat lastiger, denk aan ‘u’.
3 Eigen antwoord.
5 Eigen antwoord, bijvoorbeeld: met emoticons en in pictogrammen. Beeldtaal gebruiken we ook bij een rebus; daar staan wel vaak wat letters bij.
6 Drie eigen voorbeelden, bijvoorbeeld: kerstomaatje, maskeren, massagebed, reserveringen, verfrommel.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Zonder klinkers (vocalen) gaat het lezen wel, maar medeklinkers (consonanten)moeten echt.

Slide 11 - Slide

Paragraaf 8 Dyslexie

Slide 12 - Slide

Overleg met je buur
Opdracht 1
timer
3:00

Slide 13 - Slide

Als je problemen hebt met lezen, heb je ook moeite met spellen.
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quiz

Waar; als je (grote) problemen hebt met lezen, kun je ook datgene wat je opschrijft, niet goed lezen en beoordelen.

Slide 15 - Slide

Als je vaak spelfouten maakt, heb je waarschijnlijk dyslexie.
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quiz

Niet waar; spelfouten zijn vaak het gevolg van te weinig kennis van spellingregels, maar vooral ook van het niet of onjuist toepassen van die regels.

Slide 17 - Slide

Mensen die aan dyslexie lijden, zijn ook slecht in rekenen.
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quiz

Niet waar; sommigen zien wel een verband, maar dat wordt dan eerder veroorzaakt doordat iemand met dyslexie niet goed naar een rekenopgave op papier of op het scherm kijkt of niet goed ziet wat er precies staat.

Slide 19 - Slide

Wie weinig leest, wordt vanzelf dyslectisch.
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quiz

Niet waar; wat meer in het algemeen wel waar is: als je als kind weinig leest, zul je als leerling op de middelbare school ook meer moeite met lezen hebben dan een leerling die als kind heel veel gelezen heeft.

Slide 21 - Slide

Opdracht 3
Lees tekst 1 en beantwoord de vragen 1, 2 en 3a.


timer
10:00

Slide 22 - Slide

Opdracht 1 Volgens de tekst is het (nog) niet zeker wat de oorzaak van dyslexie is, maar er worden wel mogelijke oorzaken gegeven. Noteer de twee belangrijkste.
Mogelijke oorzaken:
1 de bedrading in de hersenen is niet helemaal goed (of anders dan bij mensen die wel goed lezen);
2 kinderen lezen veel te weinig; door het gebrek aan oefening ontstaan leesproblemen, waardoor sommige kinderen op de basisschool al snel als dyslect beschouwd worden.

Slide 23 - Slide

Opdracht 2 Gaat het bij dyslexie om problemen met technisch of begrijpend lezen? Of met beide?
Het gaat vooral om technisch lezen.

Slide 24 - Slide

Opdracht 3 a; Aan het eind van alinea 1 staat een vraag waarop alinea 5 antwoord geeft.
a Noteer dat antwoord.

a Volgens professor Bosman kunnen veel van de kinderen met de diagnose dyslexie niet goed lezen, doordat ze te weinig oefening krijgen in lezen. De oorzaak is volgens haar kort gezegd ‘slecht onderwijs’.

Slide 25 - Slide

Voorbereiden op toets
- theorieblokjes uit boek leren (vooral Cursus 7)
- teksten leren/lezen uit Cursus 4
- filmpjes (krijgen jullie toegestuurd in Magister) terugkijken
- extra oefenen op Cambiumned.nl
TIJDENS DE TOETS;
- VRAGEN GOED LEZEN
- ANTWOORD ZO VOLLEDIG MOGELIJK

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide