Kennistoets Ch6

Wat moet ik goed kennen?
- Vocabulaire, met name A, B, E (F)
-Gebiedende wijs, Bron C (impératif)
- WW Savoir présent, passé composé en futur
-Vergelijkingen = comparaison (herkennen en je moet er zelf 2 invullen
1 / 25
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

Items in this lesson

Wat moet ik goed kennen?
- Vocabulaire, met name A, B, E (F)
-Gebiedende wijs, Bron C (impératif)
- WW Savoir présent, passé composé en futur
-Vergelijkingen = comparaison (herkennen en je moet er zelf 2 invullen

Slide 1 - Slide

Voca
Leer met name Frans -Nederlands
Nederlands Frans wordt met 5 punten teruggevraagd
Zoek op in jouw voca: 
1. Ken de namen van reistickets en uitjes
2.Ken de namen van vervoersmiddelen
3. Leer de betekenis van plein, pouvoir en prendre in het NL
4. Ken woorden die te maken hebben met een emotie: onvergetelijk, ongelooflijk, plezier, jammer, noodzakelijk etc...
5. Als er in een Franse zin staat: Le pére, of le prof ..... dan moet je die vervoegen met IL, dus il sait. Als er in een Franse zin staat, mes parents.....dan moet je die vervoegen met ILS, dus ils savent

Slide 2 - Slide

Savoir
WW betekent Weten en Kennen

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Passé compose
Voltooid deelwoord = SU
Ik heb geweten, dus in het Frans

J'ai Su

Slide 5 - Slide

Ik heb geweten, jij hebt geweten, hij heeft geweten, etc...
J'ai su
tu as su
il a su

Slide 6 - Slide

Futur = toekomende tijd
Hoe maak ik de futur ook alweer?

Normaal, neem je het hele ww en plak je AI, AS, A, ONS EZ en ONT erachter, maar let op

Slide 7 - Slide

Uitzondering

Omdat het WW savoir onregelmatig is, moet je deze echt uit je hoofd leren. 
Ook de futur is onregelmatig, anders had je wel het hele ww kunnen pakken om de futur te maken : savoir+ai, 
maar dat was te moeilijk voor de Fransen
DAAROM

STAM = SAUR (denk maar aan het woord zuur 
SAUR+ AI
=Saurai
je saurai
tu sauras
il/elle/on saura
nous saurons
vous saurez
ils sauront

SAUR + uitgang van "avoir"
(ai, as, a, ons, ez, ont)

Slide 8 - Slide

Comparaison
Uitleg via video

Slide 9 - Slide

Gebiedende wijs
Kijk naar het filmpje van Grandes lignes om de gebiedende wijs te maken, Bron C ch6

Slide 10 - Slide

Gebiedende wijs in het Frans:
In het Frans heb je drie vormen van de gebiedende wijs:

Je-vorm van het werkwoord in de présent: Mange la pizza, Patrick!
Nous-vorm van het werkwoord in de présent: Parlons à Marc!
Vous-vorm van het werkwoord in de présent: Faites vos devoirs!

Slide 11 - Slide

de gebiedende wijs

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Ken dus de vervoeging van het  werkwoord die eindigt op
-ER
-RE
en ken de vervoeging van

Faire
Aller
Voorbeeld:ken de uitgang voor het maken van de imperatif, ik hoef dus alleen je, nous en vous te gebruiken

Parler, 
(je) parle !
(nous) parlons !
(vous)parlez !

Slide 14 - Slide

WW die eindigen op -RE en geschikt zijn om een bevel te geven
- attendre; wacht op mij !
- répondre  : antwoord nou eens
- prendre: neem de cake ! (dit is een onregematig ww, die krijg je volgend jaar )

Wacht op mij , stap 1: attendre
stap 2: vervoeg attendre in de JE-vorm ( ik heb immers maar 1 persoon)
Stap 3: haal -re eraf en plak de uitgang erachter van de présent: s, s,, t, ons, ez, ent
Stap 4: ATTENDS moi!



Uitleg gebiedende wijs Werkwoorden op -Er en _RE

Slide 15 - Slide

Gebiedende wijs met het WW
Aller

Slide 16 - Slide

Welke vorm van aller gebruik je als de gebiedende wijs enkelvoud hebt?
Uitzondering ALLER
A
je-vorm
B
tu-vorm
C
vous-vorm
D
il/elle/on-vorm

Slide 17 - Quiz

Gebiedende wijs van Faire
Gebiedende wijs Faire

Slide 18 - Slide

Comparaison
even groot dan               = aussi grand que
groter dan                         = plus grand que
minder groot dan           = moins grand que 
Comparaison

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

meilleur; meilleure =
A
beter
B
mooiste
C
beste
D
mooier

Slide 21 - Quiz

GOED - BETER
BON - ...........
A
PLUS BON
B
BONBON
C
VÉT BON
D
MEILLEUR

Slide 22 - Quiz

Hoe zeg je:
Henk is beter in Frans
Henk est ___________ en français
A
Plus bon
B
Plus meilleur
C
Plus bien
D
Meilleur

Slide 23 - Quiz

maak zelf een vergelijking in het Frans

Slide 24 - Mind map

Bonne Chance
À Jeudi

Slide 25 - Slide