oefenvragen voor de toets

Oefenvragen toets
  • Telefoon in de telefoontas
  • Ga zitten volgens de plattegrond
  • Pak je schrift en je pen.
  • Maak de startopdracht.
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 19 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Oefenvragen toets
  • Telefoon in de telefoontas
  • Ga zitten volgens de plattegrond
  • Pak je schrift en je pen.
  • Maak de startopdracht.

Slide 1 - Slide

Starter for ten (4 minuten)
  1. Bepaal de resulterende kracht van een auto die met een constante snelheid van 75 km/h rijdt.
  2. Bereken de afstand die een auto aflegt tijdens het remmen. De  begin snelheid is 90 km/h en de eindsnelheid is 18 km/h. De remtijd is 3 seconden.

Slide 2 - Slide

Spullen bij je.
  1. boek
  2. schrift
  3. rekenmachine
  4. pen/potlood
  5.  geodriehoek of liniaal
  6. huiswerk gemaakt

Slide 3 - Slide

Doelen van deze les
  • Maken van oefenvragen voor de toets
  • Begrippen trainen 

Slide 4 - Slide

Begrippen oefenen.
Per tweetal is er één telefoon aanwezig.
Je geeft je normale naam op van de gene met de telefoon
log in met de code
 

Slide 5 - Slide

Vragen oefenen
Berekenen de versnelling van de volgende situatie.
Een John Deere heeft een voortstuwende kracht van 3000 N. De luchtwrijving is 400 N maar de rolwrijving is 2000 N.
De massa van de trekker is 10,9 ton
Noteer je antwoord in drie cijfers.

Slide 6 - Slide

Antwoord  Noteer de vraag
Berekenen de versnelling van de volgende situatie.
Een John Deere heeft een voortstuwende kracht van 3000 N. De luchtwrijving is 400 N maar de rolwrijving is 2000 N.
De massa van de trekker is 10,9 ton
Vraag:
a = ?

Slide 7 - Slide

Antwoord noteer de mogelijke formules
Berekenen de versnelling van de volgende situatie.
Een John Deere heeft een voortstuwende kracht van 3000 N. De luchtwrijving is 400 N maar de rolwrijving is 2000 N.
De massa van de trekker is 10,9 ton
Mogelijke formules:

Vraag:
a = ?
a=ΔtΔv
Fres=ma

Slide 8 - Slide

Antwoord noteer de gegevens en kijk welke formule kan
Berekenen de versnelling van de volgende situatie.
Een John Deere heeft een voortstuwende kracht van 3000 N. De luchtwrijving is 400 N maar de rolwrijving is 2000 N.
De massa van de trekker is 10,9 ton
Mogelijke formules:

Vraag:
a = ?
Gegevens:
m = 10,9 ton = 10 900 kg
F(res)= 3000 - (400 + 2000) = 600 N
a=ΔtΔv
Fres=ma

Slide 9 - Slide

Antwoord noteer de som en de antwoordzin
Berekenen de versnelling van de volgende situatie.
Een John Deere heeft een voortstuwende kracht van 30000 N. De luchtwrijving is 4000 N maar de rolwrijving is 20000 N.
De massa van de trekker is 10,90 ton
Mogelijke formules:

Vraag:
a = ?
Gegevens:
m = 10,90 ton = 10 900 kg
F(res)= 30000 - (4000 + 20000) = 6000 N
som:

antwoordzin:
a = 0,550 m/s2
a=ΔtΔv
Fres=ma
6000=10900a

Slide 10 - Slide

Vragen oefenen
Bereken de snelheid die een fietser krijgt als de fietser een spierkracht heeft van 130 N. De luchtweerstand is 70 N en de rolwrijving 30 N. De massa van de fietser is 60 kg.
De beginsnelheid van de fietser is 9,0 km/h, en de fietser is 8,0 s aan het versnellen.
1
vraag:
veind=?

2
Gegevens:
Fvs = 130N
Frol = 30N
Flucht=70N
t = 8,0s
m = 60kg 
vbegin=9km/h:3,6=5m/s

Slide 11 - Slide

Vragen oefenen Formules
Bereken de snelheid die een fietser krijgt als de fietser een spierkracht heeft van 130 N. De luchtweerstand is 70 N en de rolwrijving 30 N. De massa van de fietser is 60 kg.
De beginsnelheid van de fietser is 9,0 km/h, en de fietser is 8,0 s aan het versnellen.
Fres=ma
a=ΔtΔv
Δv=veindvbegin
Fres=FvsFt
Ft=Flw+Frol

Slide 12 - Slide

Vragen oefenen berekeningen
Bereken de snelheid die een fietser krijgt als de fietser een spierkracht heeft van 130 N. De luchtweerstand is 70 N en de rolwrijving 30 N. De massa van de fietser is 60 kg.
De beginsnelheid van de fietser is 9,0 km/h, en de fietser is 8,0 s aan het versnellen.

                                                &
Fres=FvsFt
Ft=Flw+Frol
Fres=Fvs(Flw+Frol)
Fres=130(70+30)
Fres=30N

Slide 13 - Slide

Vragen oefenen
Bereken de snelheid die een fietser krijgt als de fietser een spierkracht heeft van 130 N. De luchtweerstand is 70 N en de rolwrijving 30 N. De massa van de fietser is 60 kg.
De beginsnelheid van de fietser is 9,0 km/h, en de fietser is 8,0 s aan het versnellen.







                                                                                                                 m/s
Fres=ma
a=ΔtΔv
30=60a
a=6030=0,5s2m
0,5=8,0Δv
Δv=0,58=4

Slide 14 - Slide

Vragen oefenen
Bereken de snelheid die een fietser krijgt als de fietser een spierkracht heeft van 130 N. De luchtweerstand is 70 N en de rolwrijving 30 N. De massa van de fietser is 60 kg.
De beginsnelheid van de fietser is 9,0 km/h, en de fietser is 8,0 s aan het versnellen.

         = de toename van de snelheid, dus hij gaat 4 m/s sneller dan de beginsnelheid.




                                              m/s
Δv=veindvbegin
Δv
4=veind5
veind=4+5=9

Slide 15 - Slide

Zelf maken:
Bereken de resulterende kracht als een bromvlieg van 1,5 gram (dit is ...... kg) in 5 seconde versnelt vanuit stilstand tot een snelheid van 18 km/h.
Noteer je antwoord in 2 cijfers.






(1,5 mN)

Slide 16 - Slide

Doelen van deze les
  • Maken van oefenvragen voor de toets
  • Begrippen trainen 

Slide 17 - Slide

Starter for ten (het antwoord)
  1. Bepaal de resulterende kracht van een auto die met een constante snelheid van 75 km/h rijdt.

Als een auto met een constante snelheid rijdt (eenparige beweging) dan is de voortstuwende kracht gelijk aan de tegenwerkende kracht.
Dan is de resulterende kracht 0 N

Slide 18 - Slide

Starter for ten (het antwoord)
Bereken de afstand die een auto aflegt tijdens het remmen. De  begin snelheid is 90 km/h en de eindsnelheid is 18 km/h. De remtijd is 3 seconden.
1
vraag: s
2
mogelijke formules:
s=v.t
s=v(gem).t
W=F.s
3
gegevens:
v(begin)=90:3,6=25m/s
v(eind)=18:3,6=5m/s
v(gem)=(25+5):2=15m/s
t=3s
4
som:
s=15x3
5
antwoordzin:
s=45m

Slide 19 - Slide