5. Communiceren met andere culturen

5. Communiceren met andere culturen
1 / 39
next
Slide 1: Slide
Interationaal bewustzijn en diversiteitMBOStudiejaar 2

This lesson contains 39 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

5. Communiceren met andere culturen

Slide 1 - Slide

5. Communiceren met andere culturen
Wat weten jullie nog van de vorige les?





Hoe zijn de opdrachten gegaan?



Vooroordelen
Referentiekader
Interculturele sensiviteit
1. Ontkenning
2. Weerstand
3. Minimaliseren
4. Aanvaarding
5. Aanpassing
6. Wederzijdse integratie

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
De student kan:
  • Onderdelen uit het ZMBO-model met elkaar verbinden.
  • De verschillende begrippen rondom communicatie uitleggen.
  • De interculturele gewoontes en communicatie in culturen toelichten.
  • verklaren waarom actief luisteren en samenvatten tijdens een gesprek belangrijk is. 
  • Onderscheid maken tussen open en gesloten vragen. 

Slide 3 - Slide

Wat is communicatie
Zoals je weet, heeft interculturele sensitiviteit te maken met de manier waarop je je gedraagt, en hoe je omgaat met andere mensen. 

Als je het hebt over de omgang tussen mensen, dan kun je niet om het begrip communicatie heen. 

Slide 4 - Slide

Wat is communicatie
Communiceren is het uitwisselen van informatie. Dit doe je dagelijks. Je appt met je vrienden, vraagt wat aan je docent, belt met je ouders en je wijst anderen de weg. 

Communiceer je met mensen uit een andere cultuur? Dan kan communicatie tot problemen leiden. Wat doe je bijvoorbeeld als iemand een andere taal spreekt?

Slide 5 - Slide

Wat is communicatie
  • Communicatie is een proces waarbij je informatie deelt met een ander. 
  • Verbaal en Non verbaal
  • Zender - boodschap - ontvanger
De boodschap is een medium bijvoorbeeld:
Woorden, gezichtsuitdrukkingen, handgebaren, Sociale media, een brief, een telefoon en een portofoon.  

Slide 6 - Slide

ZMBO- model

Slide 7 - Slide

Coderen
Je gedachten en gevoelens omzetten in woorden.
Het verzenden van een boodschap middels een medium naar een ontvanger.
Zorg dan dat je je boodschap afstemt op de ontvanger.
Denk aan een andere taal of cultuur

Slide 8 - Slide

Decoderen
Het begrijpen van de verzonden boodschap door de ontvanger. Hij zet jouw woorden om in gedachten. 

Hoe duidelijker de zender zijn boodschap heeft gecodeerd, hoe gemakkelijker je de boodschap als ontvanger kunt decoderen. 

Slide 9 - Slide

Coderen en decoderen

Slide 10 - Slide

Coderen en decoderen
  • Coderen en decoderen doe je vanuit je referentiekader. 
  • Het referentiekader van zowel de zender als ontvanger bepaalt hoe de boodschap gecodeerd en gedecodeerd wordt. 
  • Verplaats jezelf in het referentiekader van de ander. 
  • Hierdoor kan je de boodschap beter interpreteren.
  • Zo komt de boodschap over zoals deze is bedoeld. 

Slide 11 - Slide

Ruis
Komt jouw boodschap anders over dan bedoeld, dan kunnen er misverstanden ontstaan. 
Externe ruis
Deze ruis wordt veroorzaakt door factoren van buitenaf. 
Bijvoorbeeld door een lawaaiige omgeving of een slechte wifi-verbinding. 
Interne ruis
Deze ruis begint in het hoofd van de zender of de ontvanger. 
De ontvanger is bijvoorbeeld met zijn gedachten ergens anders. 
Interne ruis en cultuurverschillen
De ontvanger begrijpt de boodschap niet, omdat hij bijvoorbeeld niet bekend is met de rituelen waarover de zender het heeft.

Slide 12 - Slide

Verbaal en non-verbaal
Non-verbaal
Communicatie met:
  • Gebaren
  • Bewegingen
  • Gezichtsuitdrukkingen
  • Lichaamshouding
Wist je dat het knikken van het hoofd niet overal betekent dat je het ergens mee eens bent? In landen zoals Bulgarije en India betekent het juist het tegenovergestelde!
Verbaal
Communicatie met: 

met woorden en geluiden

Slide 13 - Slide

Stemtaal
De manier waarop je iets zegt. Denk aan volume, snelheid en articulatie.


  • langzaam praten zodat ze je beter begrijpen.
  • gebruik daarbij gebaren om beter duidelijk te maken wat je bedoelt.  
  • checkt altijd of het hen goed begrepen is.

Slide 14 - Slide

IJsbergmodel
Houd meer rekening met communiceren
binnen andere culturen.
De zichtbare 10%
Wat iemand zegt en doet

De onzichtbare 90%
redenen waarom iemand iets zegt en doet

Slide 15 - Slide

Emotie
  • Is meestal een gevoel of een uiting
  • Blij, boos, verdrietig, jaloers
  • De houding van het gezicht
  • Niet altijd zichtbaar
  • Bevinden zich vaak "onder de waterspiegel van het ijsbergmodel

Slide 16 - Slide

Communicatie met andere culturen
Interculturele communicatie:
Als twee mensen uit een andere 
cultuur met elkaar praten.
Lastigheid hierin is de taal en 
omgangsvormen van de culturen. 

Slide 17 - Slide

Communicatie met andere culturen
Wat maakt communiceren met mensen uit andere culturen nu zo lastig?
Culturele gewoontes als het gaat om communicatie:
  • Non-verbale communicatie
  • Hoge en lage context culturen
  • Machtsafstand
  • Individualisme en collectivisme
  • Onzekerheidsvermijding

Slide 18 - Slide

Non-verbale communicatie
  • Oogcontact
  • Stiltes in een gesprek
  • Aanraking
  • Lachen
  • Persoonlijke ruimte
Wel
of
Niet
Wel
of
Niet
Wel
of
Niet
Wel
of
Niet
Wel
of
NIet

Slide 19 - Slide

Hoge en lage context culturen
De manier waarop verbaal wordt gecommuniceerd verschilt per cultuur. 
Zo is er een verschil in de mate waarin informatie wordt gegeven over de context. 
Dit kunnen bijvoorbeeld details zijn over de sfeer, de tijd van de dag, de plaats of een gebeurtenis in het verleden.

Slide 20 - Slide

Lage context culturen
In een bericht alle informatie op te nemen die nodig is om het bericht te kunnen begrijpen. De mensen binnen deze culturen communiceren recht voor zijn raap.
Kenmerken:
  • Het woordgebruik is expliciet. Je gebruikt exact de woorden
  • Verwachtingen die je hebt bespreek je openlijk
  • Veel informatie wordt schriftelijk vastgelegd
  • Ze vertellen de kern van een verhaal en laten details weg 

Slide 21 - Slide


Hoge context culturen
Een deel van de boodschap verstopt in de context. Er wordt meer non-verbaal gecommuniceerd. Je moet het bericht zelf afleiden:
Dit doe je door:
  • De relatie die je met de ander hebt
  • Gebeurtenissen uit het verleden
  • Algemene kennis
  • Gebaren
  • Gezichtsuitdrukkingen
  • Stiltes

Slide 22 - Slide


Hoge context culturen
  • Non-verbale communicatie speelt een belangrijke rol. 
  • Er wordt maar weinig op papier gezet. 
  • Mondelinge afspraken zijn ook bindend.
  • Ze gebruiken niet per se minder woorden, maar wat de echte boodschap wordt vaak niet met woorden overgedragen.

Er wordt dus om de hete brei heen gedraaid

Slide 23 - Slide

Hoge en lage context 
culturen samen
  • Voor lage context culturen kan het enorm moeilijk zijn om "verborgen berichten" te begrijpen. Ze luisteren naar de precieze woorden. 
  • Mensen uit een hoge context cultuur zullen dan meer laag-context te communiceren. Ze moeten meer uitleggen, er is nog weinig gedeelde kennis en ervaring. Hoe langer mensen elkaar kennen, hoe meer hoog context communicatie. 

Slide 24 - Slide


Cultuurverschil
Die verschillende manieren van communiceren kunnen tot onbegrip leiden. Wat nu als je de subtiele signalen van iemand uit een hoge context cultuur niet aanvoelt?

Slide 25 - Slide


Cultuurverschil
Simon is een Nederlandse zakenman. Hij krijgt een uitnodiging van een Chinese collega om mogelijk zaken met elkaar te doen. Twee dagen lang wordt Simon rondgeleid in Peking. Simon wordt uitgenodigd bij zijn collega thuis en eet mee met de familie. Het valt Simon op dat er geen harde afspraken worden gemaakt over zaken. Twee uur voordat hij terug naar Nederland moet, besluit hij erover te beginnen. Hij vraagt of ze daadwerkelijk zaken met elkaar gaan doen. ‘Tuurlijk, dat was toch wel duidelijk? Je bent bij me thuis geweest!’. Een contract bleek niet nodig.

Slide 26 - Slide

Machtsafstand
De afstand tussen mensen.
De machtsafstand is verschillend per cultuur.
In Nederland is de machtafstand erg klein.
in België, is de machtafstand al een stuk groter.

Slide 27 - Slide

Respect voor ouder broers en zussen
In Indonesië is er geen apart woord voor broer of zus, maar er zijn wel aparte woorden voor een oudere broer of zus (kakak) en voor een jongere broer of zus (adik). 
Met deze verschillende woorden kun je dus onderscheid maken tussen posities in de familie. 
Je kijkt op tegen je kakaks, volgt hun adviezen op en behandelt ze met respect. 
Je beschermt je adiks, je begeleidt hen en zorgt voor hen als hun tweede ouders. 

Slide 28 - Slide

Individualisme en collectivisme

Een belangrijk verschil tussen culturen is de nadruk die gelegd wordt op jezelf of op de groep

Slide 29 - Slide

Individualistische culturen
  • Je zorgt voor jezelf
  • regelmatig contact met ouders, broer en zussen
  • Niet regelmatig contact met overige familieleden
  • In de opvoeding worden kinderen onafhankelijk gemaakt
bijv. zelf je veters strikken, op jonge leeftijd een bijbaan of vroegtijdig het ouderlijk huis verlaten
  • Openheid en eerlijkheid is belangrijk
  • Geven de voorkeur aan directe, laagcontext communicatie

Slide 30 - Slide

Collectivistische culturen
  • Worden vanaf hun geboorte opgenomen in een sterke, hechte groep
  • Levenslang bescherming in ruil voor onvoorwaardelijke loyaliteit
  • Je bent zelden alleen
  • Geen enkel probleem om afhankelijk te zijn
  • Kritiek geven, nee zeggen of confrontaties opzoeken is onbeleefd
Zeggen ze dan nooit nee.....? 
Jawel hoor maar op een veel subtielere manier zonder de ander te kwetsen. Deze subtiele manier van kritiek geven wordt 'vertroebeling' genoemd.

Slide 31 - Slide

Onzekerheidsvermijding
De mate waarin mensen zich bedreigd voelen door onzekere of onbekende situaties. 
Onzekerheidsvermijding uit zich in de behoefte aan voorspelbaarheid. 
Hoe maak je het leven voorspelbaar? 
Door je aan vele regels te houden, 
zowel formeel als informeel.

Slide 32 - Slide

Gesprekstechnieken
Je weet nu meer over communiceren met verschillende culturen. Er zijn echter nog een aantal algemene punten waar je op kunt letten als je in gesprek bent met anderen en kan toepassen in een interculturele context.  
  • Luisteren
  • Samenvatten
  • Doorvragen

Slide 33 - Slide

Actief luisteren
Actief luisteren doe je door:
  • Belangstelling te tonen door: aandacht, niet 
afgeleid raken rechtop zitten.
  • Iemand de ruimte geven om zijn verhaal te doen door: iemand uit laten spreken, je tempo aanpassen, niet in de rede vallen.
  • Laten merken dat je luistert door: af en toe te knikken of verbaal te reageren
  • Vragen te stellen door: in te gaan op wat de ander zegt, vragen ter opheldering.


Slide 34 - Slide

Samenvatten
  • Is een belangrijke vaardigheid
  • Niet alleen aan het eind ook tussendoor
Dit doe je door te ordenen.
Je brengt daarbij een logische volgorde aan in wat de ander heeft gezegd. Is de ander het met je samenvatting eens? Dan kun je ervan uitgaan dat je de boodschap van de ander goed hebt begrepen. 

Slide 35 - Slide

Vraagvormen
Gebruik je om informatie te krijgen van anderen.

Verschillende soorten vragen:
  • Gesloten vragen
  • Open vragen
Wat voor vraag je stelt is afhankelijk van het moment.

Slide 36 - Slide

Oefenvragen H5 en praktijkopdracht 7

Maak de oefenvragen en praktijkopdracht en lever ze in op It's Learning bij Diversiteit opdrachten H5

Lees voor volgende week H6

Slide 37 - Slide

Lesdoelen
De student kan:
  • Onderdelen uit het ZMBO-model met elkaar verbinden.
  • De verschillende begrippen rondom communicatie uitleggen.
  • De interculturele gewoontes en communicatie in culturen toelichten.
  • verklaren waarom actief luisteren en samenvatten tijdens een gesprek belangrijk is.
  • Onderscheid maken tussen open en gesloten vragen. 

Slide 38 - Slide

Einde H5

Slide 39 - Slide