Cap 2 - les 3

¡Hola y bienvenid@s a la clase de hoy!
1 / 27
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

¡Hola y bienvenid@s a la clase de hoy!

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

¿Cuál es la fecha de hoy?

Hoy es _____(dag)___________
el _____(datum)__________
de _____(maand)__________

Escribe la fecha en tu cuaderno => Schrijf de datum in je schrift

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Plan de clase
  • corregir los deberes
  • repaso de la clase pasada
  • "En mi barrio" 
  • verbos regulares

Slide 3 - Slide

Les in twee delen 
Los deberes
Quizlet 2.1 y 2.2 + fuente D


Samen nakijken: ejercicio 14

Slide 4 - Slide

Les in twee delen 
Wanneer SER en wanneer ESTAR?

Slide 5 - Open question

This item has no instructions

ser of estar?
ser gebruiken we voor eigenschappen die niet veranderen. 
estar gebruiken we voor plaatsbepalingen en voor 
eigenschappen die wél veranderen.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions



(yo) estoy
(tú) estás
(el, ella, usted) está
(nosotros/as) estamos
(vosotros/as) estáis
(ellos, ellas) están


ik ben
jij bent
hij, zij is / u bent
wij zijn
jullie zijn
zij zijn
Estar
Zijn
(zich bevinden)

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Wissel nu je oefenzinnen uit met je buurman/buurvrouw.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Slide 9 - Video

This item has no instructions

¿Cómo es Barcelona?
Barcelona está en España, es una ciudad muy moderna pero también histórica. En Barcelona hay muchos museos y restaurantes. La ciudad tiene una playa muy turística llamada la Barceloneta. En Barcelona hay muchos coches pero no hay muchas bicicletas. ¡A mí me gusta mucho Barcelona!

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Hay
Hay betekent er is of er zijn. Hay wordt nooit vervoegd en alleen gebruikt bij plaatsbepalingen van 
gebouwen die niet specifiek zijn. 

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

¿Hay o estar?

Holanda ... en Europa.
A
está
B
hay

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

¿Hay o estar?

En Holanda ... muchas bicicletas.
A
están
B
hay

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

¡A practicar!
Vul in: HAY / ESTÁ

1. ¿_______________ una biblioteca en tu ciudad?
2. El bar Graciela ______________________ en esta calle.
3. En mi ciudad _______________________ un mercado muy bonito.
4. ¿El supermercado __________________________ cerca de tu casa?
5. El teatro _________________________ lejos de mi casa.
6. _________ una fiesta en el pueblo.
la calle = de straat

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Weet jij de betekenis van deze Spaanse regelmatige werkwoorden? 
Zet de juiste bij elkaar.
comer
bailar
hablar
vivir
cantar
ir
vender
escuchar
escribir
compartir
beber
tocar
schrijven
gaan
dansen
drinken
praten
leven, wonen
luisteren
eten
instrument bespelen, aanraken
delen
zingen
verkopen

Slide 17 - Drag question

This item has no instructions

Verbos regulares en presente

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Regelmatige ww op -ar
De stam van een werkwoord vind je altijd door -ar/-er/-ir weg te halen. 

Vervolgens plak je er een andere letter achter (zoals het voorbeeld hiernaast, dit gaat altijd in vaste volgorde: ik - jij - hij/zij/het/u - wij - jullie - zij/u meervoud).


Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Regelmatige ww op -er
De stam van een werkwoord vind je altijd door -ar/-er/-ir weg te halen.

Vervolgens plak je er een andere letter achter (zoals het voorbeeld hiernaast, dit gaat altijd in vaste volgorde: ik - jij - hij/zij/het/u - wij - jullie - zij/u meervoud).

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Regelmatige ww op -ir
De stam van een werkwoord vind je altijd door -ar/-er/-ir weg te halen.

Vervolgens plak je er een andere letter achter (zoals het voorbeeld hiernaast, dit gaat altijd in vaste volgorde: ik - jij - hij/zij/het/u - wij - jullie - zij/u meervoud).

Opdracht 3 (ww -er/-ir)

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Hoe eindigt de ik-vorm bij een regelmatig werkwoord?
A
-as
B
-o
C
-amos
D
-en

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Hoe eindigt de wij-vorm bij een regelmatig werkwoord?
A
-as
B
-imos
C
-amos
D
-emos

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

YO
ÉL, ELLA, USTED
NOSOTROS, NOSOTRAS
VOSOTROS, VOSOTRAS
ELLOS, ELLAS, USTEDES
hablo
bebo
habláis
come
vivimos
escriben
vivís
hablan
preguntamos
vives
vende
compran
escuchas
escucháis
vive
bebemos
compro
bailas
bailáis
leemos
habla
leen
escuchas
pregunto

Slide 24 - Drag question

This item has no instructions

¡A trabajar!
ejercicio 26 

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Quizlet 2.1 t/m 2.3
Fuente D + I
Ejercicios 15, 24, 25bc, 26

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Wil je nog meer oefenen met -AR -ER -IR werkwoorden?

  1. Verbos -ar oefenen: klik hier
  2. Verbos -er oefenen: klik hier
  3. Verbos -ir oefenen: klik hier


Slide 27 - Slide

This item has no instructions