This lesson contains 18 slides, with text slides and 1 video.
Dominant: overheersende eigenschap (sterk)
Recessief: onderdanige eigenschap (zwak)
Als vader een recessief gen geeft en moeder een dominant gen geeft voor een eigenschap,
dan zie je de eigenschap van moeder in het fenotype (het uiterlijk)
Homozygoot dominant: AA
Homozygoot recessief: aa
Heterozygoot: Aa
Er zijn dus altijd 3 mogelijkheden