This lesson contains 13 slides, with text slides and 2 videos.
- deel-geheel De neuzen tellen. (pars pro toto)
- geheel voor deel Utrecht heeft de wedstrijd gewonnen
- maker-voorwerp In het museum hangt een mooie Rembrand,
- voorwerp-inhoud Zullen we een glaasje drinken?
- materiaal -voorwerp Hij won goud.
- plaats voor product Wil je een lekkere champagne?