Zoek in je krant/tijdschrift naar een aansprekende tekst.
Benoem samen tekstdoel en tekstsoort (p. 232).
Hoe zie je dat het deze tekstsoort is?
Welke boodschap heeft de schrijver voor jou?
Teksten met elkaar delen.
Slide 10 - Slide
Werkmoment
Kun je de functies van inleiding en slot herkennen? (p. 104)
Kun je signaalwoorden herkennen? (p. 232)
Slide 11 - Slide
Tekstopbouw: inleiding
De functies van een inleiding:
- aandacht te trekken
- het onderwerp te benoemen of te omschrijven
- de aanleiding te noemen
- de centrale vraag te stellen
- een mening te geven
- een samenvatting te geven
Slide 12 - Slide
Tekstopbouw: slot
De functies van een slot:
- conclusie; met signaalwoorden als: dus, daarom, dan ook.
- samenvatting
- advies; met signaalwoorden als: het is raadzaam, het is beter, het is aan te raden.
Slide 13 - Slide
Tekstverbanden
p. 232
opsommend
ten eerste, ook, eveneens, bovendien, ten slotte ...
tijdsvolgorde
eerst, intussen terwijl, toen, vervolgens, ...
tegenstellend
maar, echter, toch, daarentegen, ...
uitleggend
bijvoorbeeld, zoals, zo, ...
redengevend
want, omdat, daarom, ...
concluderend
dus, dan ook, hieruit volgt, ...
vergelijkend
net als, evenals, ...
Zoek de overeenkomst
Slide 14 - Slide
Kernzinnen
Iedere alinea heeft een kernzin.
Die zin bevat de belangrijkste informatie en de rest van de alinea is daar een uitwerking of uitleg van.
Vaak staat de kernzin op de eerste plaats, soms op de tweede plaats en soms helemaal achteraan.
Slide 15 - Slide
Hoofdgedachte
Het belangrijkste wat de schrijver zegt. Zoek deze in inleiding en/of slot van de tekst. De hoofdgedachte geeft meestal in één of twee zinnen kort weer waar de tekst over gaat.