Zugspitze M2, Bezittelijk vnw 4e nv Schritt 14

Willkommen, heute ist Dienstag
der 31. Januar 2023
1 / 26
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1,2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Willkommen, heute ist Dienstag
der 31. Januar 2023

Slide 1 - Slide

Lernziel(e)
  • Je kunt nieuwe Duitse woorden invullen in een zin.


Kun je een Duits luisterfragment begrijpen en hierover vragen beantwoorden.

Kan ik het bezittelijk voornaamwoord in de 4e naamval gebruiken.





Slide 2 - Slide

Programm 

1.   Was haben wir in der letzten Stunde besprochen? 
2.  Schritt 14, uitleg bezittelijk voornaamwoord in de 4e naamval.
3. We maken een luisteropdracht.
4.  Starten aan huiswerk.


Slide 3 - Slide

Was haben wir in der letzten Stunde gemacht?
Was haben wir in der letzten Stunde gemacht?

Slide 4 - Slide

Welk geslachtsregels ken je nog?
Schrijf het lidwoord erbij.

Slide 5 - Mind map

Het lidwoord ' der ' gebruik je voor zelfstandig naamwoorden die zijn:
A
vrouwelijk
B
onzijdig
C
meervoud
D
mannelijk

Slide 6 - Quiz

Noem een woord waar je
"der" voor kunt zetten.

Slide 7 - Mind map

Wat zet je voor Lehrerin?
A
die
B
das
C
der

Slide 8 - Quiz

Wat zet je voor Kuh?
A
der
B
die
C
das

Slide 9 - Quiz

Wat zet je voor Schwester?
A
das
B
die
C
der

Slide 10 - Quiz

Wat zet je voor Anfang?
A
die
B
das
C
der

Slide 11 - Quiz

Wat zet je voor Kinder?
A
der
B
die
C
das

Slide 12 - Quiz

Welk lidwoord krijgt Mannschaft?
A
der
B
die
C
das

Slide 13 - Quiz

Nu gaan we oefenen!
Schritt 11, Aufg. 2 + 3
Schritt 13, Aufgabe 3+ 5
Nu gaan we het werk nakijken!

Slide 14 - Slide

Grammatica Schritt 14
Bezittelijk voornaamwoord in de 4e naamval

Slide 15 - Slide

Welke uitspraak klopt?
A
het lidwoord verandert in de VIERDE naamval alleen bij MANNELIJKE woorden
B
het lidwoord verandert in de VIERDE naamval bij VROUWELIJKE woorden
C
Het lidwoord verandert in de VIERDE naamval alleen bij ONZIJDIGE woorden
D
het lidwoord verandert in de VIERDE naamval NOOIT

Slide 16 - Quiz

in de VIERDE naamval verandert:
A
der Mann in den Mann
B
der Mann in die Mann
C
der Mann in das Mann
D
der Mann niet, het blijft der Mann

Slide 17 - Quiz

Nu komt het bezittelijk voornaamwoord
Het bezittelijk voornaamwoord geeft aan dat iets van jou is:
Dat is jouw huis
Dat is mijn vader
Dat is jullie auto

Het bezittelijk voornaamwoord gaat bij de naamvallen net zo als: een

Slide 18 - Slide

Dit zijn ze:

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Kies het goede bezittelijke voornaamwoord:
Dat ist (mijn) Haus (o)
A
mein
B
meine
C
meinen

Slide 21 - Quiz

Kies het goede bezittelijke voornaamwoord:
Dat ist (haar). Mutter (v)
A
ihr
B
ihre
C
ihren

Slide 22 - Quiz

Kies het goede bezittelijke voornaamwoord:
Du hast mein BMW(m) geliehen.
A
mein
B
meine
C
meinen

Slide 23 - Quiz

Kies het goede bezittelijke voornaamwoord:
Ich habe (onze). Kinder (mv) geholfen
A
unser
B
unsere
C
unseren

Slide 24 - Quiz

Nu gaan we aan zelf aan het werk!
Maak van: 

1. Schritt 12, Aufgabe 2 + 5
2. Schritt 13 Aufgabe 4 (luisteropdracht)
3. Schritt 14, Aufgabe 4 + 9

timer
1:00

Slide 25 - Slide

Hausaufgaben für nächste Woche, 

1.  Leren: leren woordenlijst Schritt 9 - 17
2. Schritt 12, Aufgabe 2 + 5
     Schritt 13 Aufgabe 4 (luisteropdracht) M22 niet
     Schritt 14, Aufgabe 4 + 9


Slide 26 - Slide