Zugspitze M2, Bezittelijk vnw 4e nv Schritt 14-2

Willkommen, heute ist Montag
der 7. Februar 2023
1 / 22
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1,2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Willkommen, heute ist Montag
der 7. Februar 2023

Slide 1 - Slide

Lernziel(e)
Kun je een Duits luisterfragment begrijpen en hierover vragen beantwoorden.

Kan ik het bezittelijk voornaamwoord in de 4e naamval gebruiken.





Slide 2 - Slide

Programm 

1.   Was haben wir in der letzten Stunde besprochen? 
2.  Schritt 14, uitleg bezittelijk voornaamwoord in de 4e naamval.
3. We maken een luisteropdracht.
4.  Starten aan huiswerk.


Slide 3 - Slide

Was haben wir in der letzten Stunde gemacht?
Was haben wir in der letzten Stunde gemacht?

Slide 4 - Slide

Nu gaan we oefenen!
  • Schritt 12, Aufgabe 2 + 5
  • Schritt 13 Aufgabe 4 (luisteropdracht)

Nu gaan we het werk nakijken!

Slide 5 - Slide

Grammatica Schritt 14
Bezittelijk voornaamwoord in de 4e naamval

Slide 6 - Slide

Welke uitspraak klopt?
A
het lidwoord verandert in de VIERDE naamval alleen bij MANNELIJKE woorden
B
het lidwoord verandert in de VIERDE naamval bij VROUWELIJKE woorden
C
Het lidwoord verandert in de VIERDE naamval alleen bij ONZIJDIGE woorden
D
het lidwoord verandert in de VIERDE naamval NOOIT

Slide 7 - Quiz

in de VIERDE naamval verandert:
A
der Mann in den Mann
B
der Mann in die Mann
C
der Mann in das Mann
D
der Mann niet, het blijft der Mann

Slide 8 - Quiz

Nu komt het bezittelijk voornaamwoord
Het bezittelijk voornaamwoord geeft aan dat iets van jou is:
Dat is jouw huis
Dat is mijn vader
Dat is jullie auto

Het bezittelijk voornaamwoord gaat bij de naamvallen net zo als: een

Slide 9 - Slide

Bezittelijk voornaamwoord
Wat is in het Nederlands een bezittelijk voornaamwoord?

Slide 10 - Slide

Dit zijn de bezittelijke vnw.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Voorzetsels 4e naamval

Slide 13 - Slide

bis
durch
für
gegen
ohne
um

tot
door
voor
tegen
zonder
om

Slide 14 - Slide

Kies het goede bezittelijke voornaamwoord:
Dat ist (mijn) Haus (o)
A
mein
B
meine
C
meinen

Slide 15 - Quiz

Kies het goede bezittelijke voornaamwoord:
Dat ist (haar) Mutter (v)
A
ihr
B
ihre
C
ihren

Slide 16 - Quiz

Kies het goede bezittelijke voornaamwoord:
Du hast mein BMW(m) geliehen.
A
mein
B
meine
C
meinen

Slide 17 - Quiz

Kies het goede bezittelijke voornaamwoord:
Ich habe (onze) Kinder (mv) geholfen
A
unser
B
unsere
C
unseren

Slide 18 - Quiz

Nu gaan we aan zelf aan het werk!
Maak van: 

1. Schritt 14, Aufgabe 4 + 9
2.Schritt 16, Aufgabe 4
3. Zwischenstufe, Aufgabe 5












Slide 19 - Slide

Hausaufgaben für nächste Woche, 

1.  Leren: bezittelijk vnw + voorzetsel 4e naamval
2. maken  Schritt 14, Aufgabe 4 + 9
3. maken Schritt 16, Aufgabe 4
4. maken Zwischenstufe, Aufgabe 5 (S.58)


Slide 20 - Slide

Voorzetsels 4e naamval

Slide 21 - Slide

bis
durch
für
gegen
ohne
um

tot
door
voor
tegen
zonder
om

Slide 22 - Slide