Zugspitze M2, Schritt 20 les 5 bezittelijk vnw in de 4e naamval (herhaling)

Willkommen, heute ist Dienstag
der 9. Mai 2023
1 / 17
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1,2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Willkommen, heute ist Dienstag
der 9. Mai 2023

Slide 1 - Slide

Lernziel(e)
Kun je korte zinnen in het Duits opschrijven.





Slide 2 - Slide

Programm 

1.   Was haben wir in der letzten Stunde gemacht? 
2.   Huiswerk nakijken
3.   Grammatica herhaling bezittelijk vnw in de 1e en 4e nv
4.  zelfstandig werken
5.  .



Slide 3 - Slide

Was haben wir in der letzten Stunde gemacht?
Was haben wir in der letzten Stunde gemacht?

Slide 4 - Slide

Vul in:
Wir kennen ___ (jou) noch nicht lange
A
du
B
dir
C
dich

Slide 5 - Quiz

Vul in:
Der Busfahrer bringt ____ (mij) nach Hause
A
ich
B
mich
C
mir

Slide 6 - Quiz

Vul in:
Mein Freund hat ______ (jullie) gesehen.
A
euch
B
ihr
C
uns
D
wir

Slide 7 - Quiz

Vul in:
Ich glaube, dass ich ______ (jou) schon mal gesehen habe.
A
euch
B
ihr
C
uns
D
wir

Slide 8 - Quiz

Nu gaan we oefenen!
Aufgabe 1 + 4  von Schritt 20
Nu gaan we gezamenlijk het werk nakijken!

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Wiederholung -> Grammatica Schritt 14
Bezittelijk voornaamwoord in de 4e naamval

Slide 11 - Slide

Welke uitspraak klopt?
A
het lidwoord verandert in de VIERDE naamval alleen bij MANNELIJKE woorden
B
het lidwoord verandert in de VIERDE naamval bij VROUWELIJKE woorden
C
Het lidwoord verandert in de VIERDE naamval alleen bij ONZIJDIGE woorden
D
het lidwoord verandert in de VIERDE naamval NOOIT

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Slide

in de VIERDE naamval verandert:
A
der Mann in den Mann
B
der Mann in die Mann
C
der Mann in das Mann
D
der Mann niet, het blijft der Mann

Slide 14 - Quiz

Dit zijn ze:

Slide 15 - Slide

Zelfstandig aan het werk

1. Maak van Schritt 20 Aufg. 7

Ben je klaar?  Leer de woorden in WRTS

Slide 16 - Slide

Hausaufgaben für nächste Woche, 

1.  Leren: persoonlijk + bezittelijk vnw in de 1e en 4e naamval
2. Maak van Schritt 19 Aufgabe 6



Slide 17 - Slide