Lange en korte klanken

Nederlands
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Nederlands

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Deze les
Doel: lange en korte klanken

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Lange en korte klanken
Het Nederlands heeft lange en korte klanken.
Korte klanken spreek je uit als a, o, i, u, e.
Lange klanken spreek je uit als aa, oo, uu, ie, ee.
Dubbelklanken en combinatieklanken (zoals oe, ei, ey en eau) zijn ook lange klanken.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Lange en korte klanken
De Griekse y komt oorspronkelijk in het Nederlands niet voor.

De y (in baby) en ey (in diskjockey) spreek je allebei uit als ie, maar met spellen is er een verschil.
De regel is:
- y telt als een korte klank
- ey telt als een lange klank.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Lange en korte klanken
Bij woorden die eindigen op een lange klank die lang geschreven is, schrijf je de verkleinvorm er gewoon aan vast.


cadeau – cadeautje
diskjockey – diskjockeytje

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Lange en korte klanken
Bij woorden die eindigen op een lange klank die kort geschreven is, schrijf je bij de verkleinvorm een lange klank.

opa – opaatje
radio – radiootje

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Lange en korte klanken
Bij woorden die eindigen op een korte klank, schrijf je de verkleinvorm er gewoon aan vast.

parade – paradetje
promenade – promenadetje

Bij woorden die eindigen op een korte -y, gebruik je een apostrof.
lolly – lolly’tje
pony – pony’tje

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Lange en korte klanken
Bij woorden met een lange klank die al lang geschreven is, schrijf je de s er gewoon aan vast.


bureau – bureaus
diskjockey – diskjockeys
café – cafés

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Lange en korte klanken
Bij woorden met een lange klank die kort geschreven is, gebruik je een apostrof: ’s.

opa – opa’s
radio – radio’s

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Wat is de meervoudsvorm van het woord bureau?

Slide 10 - Open question

Het enkelvoud eindigt op een klinker (tweeklank).
Wat is de meervoudsvorm
van het woord avocado?

Slide 11 - Open question

Het enkelvoud eindigt op de enkele lange klinker 'o'.
Wat is de meervoudsvorm van het woord machine?

Slide 12 - Open question

Het enkelvoud eindigt op een klinker.
Wat is de meervoudsvorm van het woord dadel?

Slide 13 - Open question

Het enkelvoud eindigt op een medeklinker, maar de klemtoon ligt niet op de laatste lettergreep: dá-del. 
Wat is de meervoudsvorm
van het woord paardenbloem?

Slide 14 - Open question

Het enkelvoud eindigt op een medeklinker.
G, gg of ch?
Mijn buurman is bru enbouwer.
A
gg
B
g
C
ch

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

G, gg of ch?
Wij willen vandaag vle ten in ons haar.
A
gg
B
g
C
ch

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

G, gg of ch?
Ik heb een nieuws ierige moeder.
A
gg
B
g
C
ch

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions