Creatief schrijven & spelling les 5: samengestelde woorden

Creatief schrijven & Spelling
les 5
Nederlands - jaar 1 - periode 2 - 2023/2024
1 / 50
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 50 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Creatief schrijven & Spelling
les 5
Nederlands - jaar 1 - periode 2 - 2023/2024

Slide 1 - Slide

We starten met 10 minuten lezen.
timer
10:00

Slide 2 - Slide

Huiswerkcheck
Oefenboek blz. 128          
Opdracht 4, 5, 6, 8, 9, 10          

Slide 3 - Slide

Terugblik

Vorige les heb je geleerd welke regels je toepast bij de meervoudsvormen.


Slide 4 - Slide







Welke regels van de meervoudsvormen heb je onthouden?



Slide 5 - Mind map

Meervouden van zelfstandige naamwoorden

  • Woorden die eindigen op -e: krijgen -en en -s vb. seconde-secondes/secondenWoorden die eindigen op –s of f: krijgen z of v vb.grens-grenzen
  • Woorden die eindigen op –ee of –ie:  krijgen ën of n met trema op de laatste e vb. idee-ideeën
  • Woorden die eindigen op klinker: krijgen een ‘s bij uitspraak verandering vb. oma-oma’s
  • Woorden die eindigen op onbeklemtoonde –el, -es, -et, -ik, of –it krijgen geen verdubbeling van de laatste medeklinker vb. dreumes-dreumesen
  • Woorden krijgen een klinkerverandering vb stad-steden
  • Woorden uit het Latijn: vb. museum-musea/museums
  • Woorden met alleen meervoud of enkelvoud vb. vee, zand, hersenen

Slide 6 - Slide

Waarom is het meervoud van spray 'sprays'?

Slide 7 - Open question

Wat is het meervoud van industrie?
A
industrieën
B
industriën

Slide 8 - Quiz

Wat is het meervoud van cd?
A
cd's
B
cd-s
C
cd'en
D
cds

Slide 9 - Quiz

Wat is het meervoud van politicus?
A
politici
B
politici's
C
politicussen
D
politicies

Slide 10 - Quiz

Wat is het meervoud van museum?
A
musea's
B
museums
C
musea
D
musea en museums

Slide 11 - Quiz

Wat is het meervoud van abonnee?
A
Abonnees
B
Abonneën

Slide 12 - Quiz

Wat is het meervoud van havik?
A
haviken
B
havikken
C
haviks

Slide 13 - Quiz

Wat is het meervoud van knie?
A
kniën
B
knieën

Slide 14 - Quiz

Wat is het meervoud van logé?
A
logés
B
logees

Slide 15 - Quiz

Vooruitblik

Aan het eind van deze les...

...ken je de regels voor de spelling van samengestelde woorden.


Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

0

Slide 23 - Video

timer
1:00

Slide 24 - Slide

Aan de slag!
Je kunt nieuwe woorden vormen door twee bestaande woorden samen te voegen. Als je zo'n samenstelling maakt van twee zelfstandige naamwoorden, moet je soms een -n schrijven tussen de twee woorden. 
Maak slide 24 t/m 48

Slide 25 - Slide

Schrijf het eerste deel van de samenstelling op in het enkelvoud.
Schrijf achter elk zelfstandig naamwoord de meervoudsvorm.
Let op, sommige woorden hebben twee meervoudsvormen! Schrijf in dat geval beide vormen op.
'paardenstaart'

Slide 26 - Open question

Schrijf het eerste deel van de samenstelling op in het enkelvoud.
Schrijf achter elk zelfstandig naamwoord de meervoudsvorm.
Let op, sommige woorden hebben twee meervoudsvormen! Schrijf in dat geval beide vormen op.
'ladekast'

Slide 27 - Open question

Schrijf het eerste deel van de samenstelling op in het enkelvoud.
Schrijf achter elk zelfstandig naamwoord de meervoudsvorm.
Let op, sommige woorden hebben twee meervoudsvormen! Schrijf in dat geval beide vormen op.
'plantenspuit'

Slide 28 - Open question

Schrijf het eerste deel van de samenstelling op in het enkelvoud.
Schrijf achter elk zelfstandig naamwoord de meervoudsvorm.
Let op, sommige woorden hebben twee meervoudsvormen! Schrijf in dat geval beide vormen op.
'kippenhok'

Slide 29 - Open question

Schrijf het eerste deel van de samenstelling op in het enkelvoud.
Schrijf achter elk zelfstandig naamwoord de meervoudsvorm.
Let op, sommige woorden hebben twee meervoudsvormen! Schrijf in dat geval beide vormen op.
'rentestijging'

Slide 30 - Open question

Schrijf het eerste deel van de samenstelling op in het enkelvoud.
Schrijf achter elk zelfstandig naamwoord de meervoudsvorm.
Let op, sommige woorden hebben twee meervoudsvormen! Schrijf in dat geval beide vormen op.
'aktetas'

Slide 31 - Open question

Schrijf het eerste deel van de samenstelling op in het enkelvoud.
Schrijf achter elk zelfstandig naamwoord de meervoudsvorm.
Let op, sommige woorden hebben twee meervoudsvormen! Schrijf in dat geval beide vormen op.
'zakenman'

Slide 32 - Open question

Vergelijk de meervoudsvormen en de aanwezigheid van de tussen-n op slide 23 t/m 29. Welke regel kun je hieruit afleiden?

Slide 33 - Open question

Maak een samenstelling van gegeven woorden.

trap+huis

Slide 34 - Open question

Maak een samenstelling van gegeven woorden.

behoefte+ patroon

Slide 35 - Open question

Maak een samenstelling van gegeven woorden.

knikken+bollen

Slide 36 - Open question

Maak een samenstelling van gegeven woorden.

reus+ leuk

Slide 37 - Open question

Maak een samenstelling van gegeven woorden.

reus + rad

Slide 38 - Open question

Maak een samenstelling van gegeven woorden.

bende + leider

Slide 39 - Open question

Maak een samenstelling van gegeven woorden.

zon + stelsel

Slide 40 - Open question

Maak een samenstelling van gegeven woorden.

nacht + gaal

Slide 41 - Open question

Maak een samenstelling van gegeven woorden.

plat+ land

Slide 42 - Open question

Maak een samenstelling van gegeven woorden.

zede+ delict

Slide 43 - Open question

Maak een samenstelling van gegeven woorden.

hel+vuur

Slide 44 - Open question

Maak een samenstelling van gegeven woorden.

beer + sterk

Slide 45 - Open question

Maak een samenstelling van gegeven woorden.

bejaarde+ flat

Slide 46 - Open question

Maak een samenstelling van gegeven woorden.

ooi+ vaar

Slide 47 - Open question

Maak een samenstelling van gegeven woorden.

rug+ prik

Slide 48 - Open question

Lesafsluiting
Aan het eind van deze les ken je de regels voor 
de spelling van samengestelde woorden.

Slide 49 - Slide

Lesafsluiting: heb je het doel behaald?

Aan het eind van deze les ken je de regels voor
de spelling van samengestelde woorden.
A
Ja
B
Nee
C
Grotendeels
D
Een beetje

Slide 50 - Quiz