Persoonsvorm en zinsdeelproef

PERSOONSVORM & ZINSDELEN
1 havo/vwo
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

PERSOONSVORM & ZINSDELEN
1 havo/vwo

Slide 1 - Slide

Aan het eind van de les weten we op welke 3 manieren we een persoonsvorm kunnen vinden.

Slide 2 - Slide

PERSOONSVORM
- Geeft de tijd van de zin aan.

vb.     Sandra gaat naar school
Wat is de persoonsvorm? --> Zet de zin in een andere tijd:
      (    Sandra ging naar school     )

Persoonsvorm = gaat


Slide 3 - Slide

- Geeft het getal aan

vb. Sandra gaat naar school.
Sandra en Piet gaan naar school.
Wat is de persoonsvorm? --> Welk woord is veranderd?
( gaat - gaan )

Slide 4 - Slide

- Mart vindt dat niet leuk.
- Pepijn zei helemaal niets.

Persoonsvormen ?

Slide 5 - Slide

3 manieren om de persoonsvorm te vinden

Slide 6 - Slide

1. Maak van de zin een vraag.
vb. Sandra gaat naar school.

2. Zet de zin in een andere tijd.
vb. Hij kwam naar het feest.

3. Verander het getal van de zin.
vb. Teun en Pleun gaan naar de stad.

Slide 7 - Slide

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin?

Tijdens de les kijken we een filmpje.
A
Tijdens
B
filmpje
C
kijken
D
een

Slide 8 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin?

Zij kan heel hard lachen.
A
Zij
B
kan
C
hard
D
lachen

Slide 9 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin?

Je moet een andere baan gaan zoeken.
A
Je
B
moet
C
gaan
D
zoeken

Slide 10 - Quiz

ZINSDEELPROEF
Een zin kan verdeeld worden in zinsdelen. 
Zinsdeel = Een zo groot mogelijk stuk zin dat voor de PV past.

Voor de PV past maar 1 zinsdeel!! 

Elk zinsdeel kan maar 1 naam krijgen. Je moet dus kiezen!
Elk zinsdeel geeft antwoord op een vraag/ handeling

Slide 11 - Slide

ZINSDEELPROEF
Stappenplan zinsdelen (zinsdeelproef):
- Onderstreep de PV.
- Zet zinsdeelstrepen voor en achter de PV. 
- Kijk welke woorden je samen voor de PV kunt zetten. 
- Zet de zinsdeelstrepen op de juiste plaats. 
- Eindig de zin met twee zinsdeelstrepen.

Slide 12 - Slide

ZINSDELEN
Voorbeelden:
| Klas 1g | heeft | een druk programma | vandaag.||
     
| Vandaag | heeft | klas 1g | een druk programma.||
 
| Een druk programma | heeft | klas 1g | vandaag.||
 

Slide 13 - Slide

l Pieter en Simone l gaan l vandaag l naar de stad.ll

l Vandaag l gaan l Pieter en Simone l naar de stad.ll

l Naar de stad l gaan l Pieter en Simone l vandaag.ll

Slide 14 - Slide

l De werknemer l heeft l gisteren l hard gewerkt.ll

l Gisteren l heeft l de werknemer l hard gewerkt.ll

l Hard gewerkt l heeft l de werknemer l gisteren.ll 

Slide 15 - Slide

l Het meisje met de blonde haren l is l aan het lachen.ll

Slide 16 - Slide

Hoeveel zinsdelen heeft de volgende zin?

De leerlingen volgen vandaag vier lesuren.
A
3
B
4
C
5
D
6

Slide 17 - Quiz

Hoeveel zinsdelen heeft de volgende zin?

Wij maken eigenlijk best veel huiswerk.
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 18 - Quiz

Op welke 3 manieren kun je een persoonsvorm in een zin vinden?

Slide 19 - Slide