3.3 kruisingen

3.3 Kruisingen
1 / 31
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

3.3 Kruisingen

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Homozygoot

Hetzelfde/gelijk


de 2 allelen voor één erfelijke eigenschap zijn hetzelfde


Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Heterozygoot

Verschillend/ongelijk


de 2 alleen voor één erfelijke eigenshap zijn verschillend

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Dominant of recessief
Het allel dat altijd tot uiting komt is dominant. Als het niet tot uiting komt, is het gen recessief
Dominant allel = Bruin haar: hoofdletter
Recessief allel = Blond haar: kleine letter

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Hoe noteren we dit?

Letter naar keuze, met duidelijk verschil tussen hoofdletter en kleine letter. vb Hh, Bb, Rr, Aa


Homozygoot dominant: AA

Homozygoot recessief: aa

Heterozygoot: Aa

Er zijn dus altijd 3 mogelijkheden

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Intermediair : Beide genen komen tot uiting bij intermediair fenotype! Soms zijn twee genen even sterk.

We praten dan niet van dominant / recessief maar van een intermediair fenotype.

Slide 6 - Slide

Vul voor jezelf aan
Substraat: is wat wordt omgezet/verwerkt in een enzym
Active centrum: waar substraat bind met enzym
reactieproduct: wat uit de reactie komt
planning
huiswerk bespreken/ maken
Kruisingen 3.3

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
Aan het einde van de les:
  • Kan je zelfstandig een kruisingsschema maken.
  • Je kunt uitrekenen wat de kansen zijn dat een nakomeling een bepaald kenmerk krijgt.

Belangrijk: gebruik deze basisstof een schrift om vaardigheden in te oefenen!

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Slide 9 - Video

This item has no instructions

Afkortingen die je moet kennen voor het maken van kruisingen

P = De ouders (komt van parents)
F1 = 1e generatie nakomelingen (kinderen van de P) 
F2 = 2e generatie nakomelingen (kinderen van de F1)

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Stappenplan kruisingen
Stap 1: bepaal het genotype van de ouders en schrijf de (hoofd)letters op.

Stap 2: bedenk welke allelen in de geslachtscellen van de ouders kunnen voorkomen en schrijf dit op.

Stap 3: maak een schema en stel daarmee vast welke genotype en fenotype de nakomelingen kunnen hebben --> F1 (1e generatie nakomelingen).

Stap 4: stel vast welk genotype en fenotype de dieren in de F2 (2e generatie nakomelingen) kunnen hebben door stap 1, 2 en 3 te herhalen, met de kinderen van de F1 als ouders (p).

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

denkstap
het gele mannetje heeft sowieso 2 recessieve allelen, want als er een dominant allel (voor zwarte vacht) aanwezig was in haar genotype, dan was ze zwart geweest.
Het gele mannetje is dus homozygoot recessief.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Uit het verhaaltje halen we...
vrouwtje = homozygoot dominant
mannetje = homozygoot recessief

We schrijven op
p: AA x aa

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Opschrijven
p: AA x aa

geslachtcellen moeder: A of A 

geslachtcellen vader: a of a 

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Opschrijven
p: AA x aa
geslachtcellen moeder: A of A 
geslachtcellen vader: a of a 

--> Schema maken

F1: 100% genotype Aa, fenotype zwart
te maken schema:

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Opschrijven
Berekening F1
p: AA x aa
geslachtcellen moeder: A of A 
geslachtcellen vader: a of a 
F1: 100% genotype Aa, fenotype zwart

Berekening F2
p: Aa x Aa
Geslachtcellen: A of a (zowel moeder, als vader)

--> Schema maken

F2: 
genotype = 50%, Aa 25% AA, 25% aa
Fenotypen = 75% zwart, 25% blond

OF opschrijven als verhouding

Aa, AA en aa in een verhouding van 2:1:1
zwart en blond in een verhouding van 3:1
te maken schema:

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Kansen en verhoudingen noteren
Kansen
genotype = 50%, Aa 25% AA, 25% aa
Fenotypen = 75% zwart, 25% blond

verhouding
Aa, AA en aa in verhouding 2:1:1 
zwart en blond in verhouding 3:1
Uitspreken als: "2 staat tot 1 staat tot 1"

Uitspreken als: "3 staat tot 1"

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Oefenen: kruisingsschema
Bij runderen is het gen voor zwarte haarkleur Dominant over het gen voor rode haarkleur. Gebruik de letters A en a. Een zwartharige koe die homozygoot is voor de haarkleur, wordt gekruist met een rood harige stier.
a) Maak het kruisingsschema
b) Wat is het genotype van F1?

Een F1 koe wordt bevrucht door een F1 stier
c) Maak het kruisingsschema
d) Hoeveel % zwartharige nakomelingen zijn er?
e) Hoeveel % nakomelingen hebben het genotype Aa
f) Wat is de kleur van de nakomeling die het genotype Aa heeft?
g) Wat is het fenotype (wat is de kleur) van het rund met het genotype aa?

Bij runderen is het gen voor zwarte haarkleur Dominant over het gen voor rode haarkleur. Gebruik de letters A en a. 

Een zwartharige koe die homozygoot is voor de haarkleur, wordt gekruist met een rood harige stier.

a) Maak het kruisingsschema
b) Wat is het genotype van F1?

Een F1 koe wordt bevrucht door een F1 stier.
c) Maak het kruisingsschema
d) Hoeveel % zwartharige nakomelingen zijn er?
e) Hoeveel % nakomelingen hebben het genotype Aa
f) Wat is de kleur van de nakomeling die het genotype Aa heeft?
g) Wat is het fenotype (wat is de kleur) van het rund met het genotype aa?
Oefen de kruising in je schrift

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Antwoord

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Kijkend naar dit kruisingsschema, wat is dan de kans op homozygoot dominant?
A
0%
B
25%
C
50%
D
100%

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Homozygoot zijn voor 1 erfelijke eigenschap betekent 2 gelijke genen.
A
juist
B
Onjuist

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Dominant betekent bij erfelijkheid
A
Zwak. Kleine letter gebruiken
B
Zwak. Grote letter gebruiken
C
Sterk. Kleine letter gebruiken
D
Sterk. Grote letter gebruiken

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een allel?
A
Dit is een andere benaming voor een gen
B
Dit is een erfelijke ziekte
C
Dit is een mutatie in en geslachtschromosoom
D
Dit is een variant van een gen

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Iemand gaat zijn haren verven. Verandert ze hierdoor haar genotype of fenotype
A
Fenotype
B
Genotype

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Bij welke van deze kruisingen hebben alle nakomelingen hetzelfde genotype?
Maak de schema's in je schrift.
A
RR x rr
B
Rr x rr
C
RR x Rr
D
Rr x Rr

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Moeder kat heeft een wittte vacht met genotype aa.
Vader kat heeft een zwarte vacht.
Ze krijgen in ieder geval 1 kitten met een witte vacht.
Vul de kruisingstabel in.

Moeder
Vader
A
a
a
a
Aa
Aa
aa
aa

Slide 29 - Drag question

This item has no instructions

Slide 30 - Video

This item has no instructions

Aan de slag!
Thema 3, basisstof 3
- Opdrachten 1 t/m 5
blz 185: eerst doorlezen, dan de opdrachten maken

Schrijf de berekeningen op de geleerde manier in je schrift.


Slide 31 - Slide

This item has no instructions