Lezen blok 1

Lezen blok 1 
1 / 31
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Lezen blok 1 

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Aan het einde van de les....
weet je wat een actieve leeshouding is;

herken je tekstdoelen en tekstsoorten;
kun je aangeven hoe een tekst is ingedeeld en wat het onderwerp is.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wat gaan we doen vandaag?
Korte kennismaking
Regels en afspraken
Voorkennis ophalen
Uitleg theorie
Korte verwerkingsopdracht
Code invullen
Aan de slag!
Evaluatie
Afsluiting

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Regels en afspraken
Je bent op tijd in de les!
Telefoon thuis of in de kluis!
Opgeladen Chromebook
1e keer waarschuwing
2e keer strafwerk
3e keer nablijven
Als ik aan het woord ben, zijn jullie stil!

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Wat weet je al over tekstdoelen en tekstsoorten?

Slide 5 - Mind map

This item has no instructions

Tekstdoelen en tekstsoorten
Als je een tekst leest, is het handig om te weten wat het doel van de tekst is en wat voor soort tekst je voor je hebt. Dit helpt je om de tekst beter te begrijpen.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Belangrijkste tekstdoelen:
Informeren
Wat betekent dit? De schrijver wil jou iets nieuws vertellen of informatie geven.
Voorbeelden: nieuwsbericht, artikel in de krant, folder, tekst uit een schoolboek.

Uitleggen
Wat betekent dit? De schrijver wil jou uitleg geven over hoe iets werkt of hoe je iets moet doen.
Voorbeelden: handleiding, recept, gebruiksaanwijzing.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Mening geven
Wat betekent dit? De schrijver wil jou verschillende meningen laten zien, zodat jij jouw eigen mening kunt vormen.
Voorbeelden: artikel in een tijdschrift, recensie.

Overtuigen
Wat betekent dit? De schrijver wil jou overhalen om zijn of haar mening te accepteren of je ergens voor waarschuwen.
Voorbeelden: recensie, ingezonden brief, blog.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Amuseren
Wat betekent dit? De schrijver wil jou vermaken of gevoelens bij jou oproepen.
Voorbeelden: verhaal, gedicht, column.

Activeren
Wat betekent dit? De schrijver wil jou overhalen om iets te doen.
Voorbeelden: advertentie, poster, flyer.

Soms heeft een tekst meerdere doelen. Bijvoorbeeld, een schrijver kan jou willen overtuigen én tegelijkertijd informatie geven.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Bij welk tekstdoel hoort een 'schoolboektekst'?
A
Informeren
B
Amuseren
C
Overtuigen
D
Mening geven

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Een tekst kan meerdere tekstdoelen hebben.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Bij welk tekstdoel hoort een 'advertentie'?
A
Overtuigen
B
Activeren
C
Informeren
D
Uitleggen

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Leesmanieren
De manier waarop je een tekst leest, hangt af van wat je wilt bereiken. Hier zijn drie leesmanieren:

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Oriënterend Lezen

Wanneer doe je dit? Voordat je echt begint met lezen.
Wat doe je? Je kijkt snel door de tekst heen om te zien wat voor tekst het is en waar het over gaat.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Grondig Lezen

Wanneer doe je dit? Als je de tekst helemaal wilt begrijpen.
Wat doe je? Je leest aandachtig, stelt vragen bij wat je leest, en probeert alles goed te begrijpen.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Zoekend Lezen

Wanneer doe je dit? Als je op zoek bent naar specifieke informatie.
Wat doe je? Je leest niet alles, maar kijkt snel door de tekst om de informatie te vinden die je nodig hebt.

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Je kunt ook gebruikmaken van hulpmiddelen zoals een Leesplan om actief te lezen en een Stappenplan moeilijke woorden om woorden die je niet kent beter te begrijpen.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Van welke leesmanier maak je gebruik als je de tekst helemaal moet lezen?
A
Oriënterend lezen
B
Zoekend lezen
C
Grondig lezen

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Leesplan en Stappenplan moeilijke woorden
Actief lezen door gebruik te maken van het Leesplan en het Stappenplan moeilijke woorden.

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Tekstopbouw
Opbouw van teksten herkennen en benoemen: inleiding, middenstuk, slot.

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

De meeste teksten zijn op dezelfde manier opgebouwd:

Inleiding: Hierin introduceert de schrijver het onderwerp van de tekst.
Middenstuk: Dit is het grootste deel van de tekst. Hierin bespreekt de schrijver verschillende deelonderwerpen.
Slot: In het slot vat de schrijver alles samen of geeft een conclusie.
Elk deelonderwerp in het middenstuk krijgt meestal zijn eigen alinea, en soms helpen tussenkopjes je om snel te zien waar een alinea over gaat.

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Wat kan helpen om snel de inhoud van een alinea te begrijpen?
A
Inleidingen
B
Tussenkopjes
C
Sloten
D
Conclusies

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een kenmerk van het middenstuk van een tekst?
A
Het onderwerp introduceren
B
Een conclusie geven
C
Alles samenvatten
D
Elk deelonderwerp krijgt meestal zijn eigen alinea.

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Welk doel heeft de inleiding van een tekst?
A
Verschillende deelonderwerpen bespreken
B
Een conclusie geven
C
Een samenvatting geven
D
Het onderwerp van de tekst introduceren.

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Definition List
Tekstdoel: Het beoogde effect dat een schrijver wil bereiken met zijn tekst. Tekstsoort: De vorm waarin een tekst gegoten is, vaak gekoppeld aan het tekstdoel. Leesmanier: De manier waarop je een tekst benadert en leest, afhankelijk van je leesdoel. Leesplan: Een hulpmiddel met vragen die je helpen een actieve leeshouding te ontwikkelen. Stappenplan moeilijke woorden: Een strategie om onbekende woorden in teksten te begrijpen. Inleiding: Het begin van een tekst waarin vaak het onderwerp en de opzet van de tekst worden gepresenteerd. Middenstuk: Het deel van de tekst waar de hoofdinhoud wordt behandeld, verdeeld in alinea’s met deelonderwerpen. Slot: Het afsluitende deel van een tekst waar vaak een samenvatting of conclusie wordt gegeven.

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Code invullen!
Ga naar de methode

Klik op het poppetje -> groepscode invullen

CODE 3K: 3XIIFYP7

CODE 3M: 8VTUS6W5

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag!
Wat?: lezen blok 1
Hoe?: zelfstandig, dus in stilte!
Hulp?: de docent 
Tijd?: de rest van de les 
Uitkomst?: lezen blok 1 is af 
Klaar?: bijspijkeren

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Evaluatie
Wat hebben we vandaag geleerd?

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 29 - Open question

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 30 - Open question

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 31 - Open question

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.