SP2: TT en VT 19 september t/m 23 september

Weektaak 19 september t/m 23 september
1 / 33
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Weektaak 19 september t/m 23 september

Slide 1 - Slide

Belangrijke data
- 20 sept; losdag
- 21 sept; SO Lezen H1 > onderwerpen en deelonderwerpen

Slide 2 - Slide

Wat moet je aan het eind van de week kennen en kunnen?

Deze week leer je de volgende zaken;
- Persoonsvorm in de TT en VT
- Je moet de persoonsvorm, onderwerp en het gezegde in een zin kunnen vinden.
- Je moet weten wat een samengestelde zin is.

Slide 3 - Slide

Maandag
Boek lezen
Huiswerk nakijken
Taalverzorging H1;  TT en VT

Slide 4 - Slide

DOEL

SPELLING VAN DE PERSOONSVORM

IN TT EN VT

- je kent de stam van een werkwoord

- je weet wat zwakke en sterke ww zijn

- je kunt de pv in de tt en vt goed spellen

Slide 5 - Slide

De STAM van een werkwoord

De stam van een werkwoord vind je door van het hele werkwoord -en af te halen; wat je overhoudt, is de stam.




Bijvoorbeeld:

worden - en = word

leiden - en = leid

houden -en = houd


Slide 6 - Slide

De STAM van een werkwoord

Soms ziet de stam van het werkwoord er gek uit





geloven - en = gelov

reizen - en = reiz

lopen - en = lop



Slide 7 - Slide

De STAM van een werkwoord

Als je het woord moet schrijven, pas je de stam aan

naar de ik-vorm





geloven - en = gelov - de ik-vorm = geloof

reizen - en = reiz - de ik-vorm = reis

lopen - en = lop - de ik-vorm = loop


Slide 8 - Slide

1. Spelling

van de persoonsvorm


in de

tegenwoordige tijd

Slide 9 - Slide

De persoonsvorm spellen in de

tegenwoordige tijd


Als de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd staat,

zijn er maar drie mogelijkheden

Slide 10 - Slide

1. STAM

Enkelvoud ik-vorm of jij erachter:

schrijf alleen de stam


ik loop

ik fiets

ik praat

ik vind

loop jij

fiets jij

praat jij

vind jij

Slide 11 - Slide

2. STAM + T

Enkelvoud andere vormen:

schrijf de stam + t


jij loopt

hij fietst

zij praat

Fred vindt

Slide 12 - Slide

3. HELE WERKWOORD

Meervoud:

schrijf het hele werkwoord


wij lopen

zij fietsen

jullie praten

Fred en Laurien vinden

Slide 13 - Slide

Leuk filmpje!

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Welke spellingregel pas je toe in de tt bij:
de ik-vorm
A
STAM
B
STAM + T
C
HELE WERKWOORD

Slide 16 - Quiz

Welke spellingregel pas je toe in de tt bij:
de het-vorm
A
STAM
B
STAM + T
C
HELE WERKWOORD

Slide 17 - Quiz

Welke spellingregel pas je toe in de tt bij:
jij achter het werkwoord
A
STAM
B
STAM + T
C
HELE WERKWOORD

Slide 18 - Quiz

Welke spellingregel pas je toe in de tt bij:
jullie
A
STAM
B
STAM + T
C
HELE WERKWOORD

Slide 19 - Quiz

Huiswerk
Taalverzorging spelling H1; blz. 32/33

Maken opdracht 1, 2, 3 en 4

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Link

Aan de slag!
Maken; opdrachten in je schrift
Klaar? 

timer
15:00

Slide 22 - Slide

Dinsdag
- 10 minuten stillezen
- nakijken Taalverzorging 2, 4, 5
- beter spellen
- Taalverzorging samengestelde zinnen, blz. 30 ev

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Link

Maken
Samensgestelde zinnen, blz. 30/31; opdracht 1 t/m 4
timer
15:00

Slide 25 - Slide

Woensdag
- Beter Spellen
- Boek lezen
- Taalverzorging H1; samengestelde zinnen

Zorg dat je deze week het huiswerk af hebt;
- Taalverzorging H1; persoonsvorm, onderwerp en gezegde
- Taalverzorging H1; samengestelde zinnen
Dit huiswerk moet vrijdag 16 september af zijn


Slide 26 - Slide

Slide 27 - Link

Klaar
- Beter Spellen

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Link

Tot slot
Succes!

Slide 30 - Slide

Namen

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Link

Slide 33 - Link