genetica so 4H VVM

so genetica bst 1 tm 5
1 / 28
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

so genetica bst 1 tm 5

Slide 1 - Slide

Bij runderen is het gen voor een ruwe tong dominant over dat voor gladde tong. Een bepaalde koe is heterozygoot voor die eigenschap. Deze koe krijgt een kalf van een stier die ook heterozygoot is voor deze eigenschap. Hoe groot is de kans dat dit kalf eveneens heterozygoot is voor deze eigenschap?
A
25
B
50
C
75
D
100

Slide 2 - Quiz

Bij cavia’s is het gen voor ruw haar dominant over dat voor glad haar. Een ruwharig cavia-vrouwtje, dat homozygoot is voor deze eigenschap, krijgt jongen. Deze jongen zijn allemaal ruwharig. Het is niet bekend welk dier de vader is van deze jongen. Er zijn drie mannetjes die in aanmerking komen:
Mannetje 1: gladharig
Mannetje 2: homozygoot ruwharig
Mannetje 3: heterozygoot, ruwharig. Welk mannetje kan de vader zijn?

A
alle 3
B
alleen 2 en 3
C
alleen 3
D
alleen 1 en 2

Slide 3 - Quiz

Bij varkens is het gen voor lange oren dominant over dat voor korte oren.
Twee homozygote varkens worden met elkaar gekruist: de ene heeft lange oren, de andere korte.
Hoe groot is de kans dat de eerste nakomeling heterozygoot is voor de eigenschap oorlengte?
A
0%
B
50%
C
75%
D
100%

Slide 4 - Quiz

De overerving van witte ogen is recessief en x-chromosomaal bij fruitvliegjes. Hoe groot is de kans op een wit ogige nakomeling bij de volgende kruising:
Wit ogig vrouwtje x roodogig mannetje.

Slide 5 - Open question

Slide 6 - Slide

gebruik de stamboon uit de vorige dia. Welke eigenschap is dominant bij de cavia`s?
A
bruin
B
wit
C
het is intermediair
D
te weinig gegevens

Slide 7 - Quiz

Een man met bloedgroep A en een vrouw met bloedgroep B krijgen een kind met bloedgroep O.
Wat is het genotype van de man en de vrouw?

Slide 8 - Open question

Een kweker voert een kruising uit tussen een tomatenplant met ingesneden bladeren en een tomatenplant met gave bladeren. Het gen voor ingesneden bladrand is dominant over het gen voor een gave bladrand. Beide individuen zijn homozygoot.
Welke bladranden worden verwacht bij individuen van de F1-generatie? En welke bij de F2-generatie?
A
F1 en F2 alleen ingesneden bladranden
B
F1 alleen ingesneden F2 beide vormen
C
F1 beide vormen, F2 alleen ingesneden
D
F1 en F2 zowel ingesneden als gave bladranden

Slide 9 - Quiz

Bij het Engelse Shorthorn-vee komen rode, vaalrode en witte runderen voor. Een veehouder die deze runderen fokt, insemineert vele vaalrode koeien met sperma van één vaalrode stier. Onder de nakomelingen bevinden zich vaalrode, witte en rode kalveren, en wel in de verhouding
2 : 1 : 1.
Door welke van de volgende onderstaande beweringen kan deze verhouding worden verklaard?
A
Het allel voor rood is dominant over dat voor wit.
B
Er zijn 3 allelen: één voor vaalrood, één voor wit en één voor rood.
C
Er zijn 3 allelen: één voor vaalrood, één voor wit en één voor rood en vaalrood is intermediair. Wit is dominant over rood.
D
Er is geen sprake van dominantie, maar van een intermediaire fenotype.

Slide 10 - Quiz

Een kind heeft bloedgroep AB. De moeder is homozygoot voor bloedgroep A. Welke bloedfenotypen kan de vader hebben? Alle mogelijkheden opschrijven!

Slide 11 - Open question

Sommige planten zijn niet instaat bladgroen te vormen. Dit zogenaamde albinisme berust op de aanwezigheid van een recessief allel. Bij een tabaksplant die heterozygoot is voor deze eigenschap treedt zelfbestuiving op. Er ontstaan 600 zaden. Na kieming ontstaan hieruit kiemplanten.
Hoeveel kiemplanten zullen na verwachting albino zijn?
A
0
B
150
C
300
D
600

Slide 12 - Quiz

We kruisen een zwarte cavia met een witte cavia.. De nakomelingen zijn allemaal grijs. Wat is het genotype van de zwarte cavia?
A
VzVz
B
VzVw
C
Zz
D
ZZ

Slide 13 - Quiz

Een ouderpaar heeft drie zonen hoe groot is de kans dat het volgende kind een meisje is?

Slide 14 - Open question

Slide 15 - Slide

Van de individuen 5 en 6 uit de stamboom in de vorige dia is bekend dat ze blauwe ogen hebben. Het allel voor blauwe ogen is recessief ten opzichte van dat voor bruine ogen. Is met zekerheid te zeggen of 1,2,3 of 4 blauwe ogen heeft? Zo ja, welk of welke individuen hebben blauwe ogen?
A
ja personen 3 en 4 hebben blauwe ogen
B
ja persoon 3 of 4 heeft blauwe ogen
C
ja persoon 1 of 2 heeft blauwe ogen
D
nee, dat kan je niet met zekerheid zeggen

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Slide

Bekijk de vorige dia. Welk allel is dominant in de stamboom?

A
het allel voor lange vingers
B
het allel voor korte vingers
C
dit is niet met zekerheid te zeggen

Slide 18 - Quiz

Hebben we in de stamboom over de lengte van de vingers te maken met een x-chromosomale overerving?
A
ja
B
nee
C
dat valt niet op te maken uit het schema

Slide 19 - Quiz

Schizofrenie
Er wordt al geruime tijd onderzoek gedaan naar de oorzaken van schizofrenie. Steeds meer factoren blijken een rol te spelen bij het ontstaan van deze aandoening. 
 Het diagram op de volgende dia geeft de relatie aan tussen de kans om in de loop van een mensenleven schizofreen te worden en de mate van genetische verwantschap met een schizofreen persoon. 

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

De kans dat de eeneiige tweelingbroer van een jongen met schizofrenie ook aan schizofrenie lijdt, is 48% (zie afbeelding vorige dia).
Wat zou een verklaring kunnen zijn voor het feit dat dit percentage niet
100% is?

Slide 22 - Open question

Uit het diagram is het percentage gemeenschappelijke genen af te lezen bij halfzusters en -broers. Een halfbroer of halfzus heeft dezelfde vader of moeder als jij. Hoe groot is de kans dat halfzussen beiden een recessief allel hebben van hun gemeenschappelijke vader, die heterozygoot is voor de betreffende eigenschap?

A
1/4
B
1/8
C
1/16
D
1/32

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Slide

De stamboom op de vorige dia geeft de overerving weer van krulstaarten en rechte staarten bij varkens. Het dominante gen wordt aangegeven met de letter F. Wat is het genotype van varken 1 en 2?

Slide 25 - Open question

Twee kuifkanaries (genotype Aa) worden gekruist en produceren talrijke nakomelingen. De F1 bevat kanaries met en zonder kuif. De verhouding tussen deze nakomelingen is 2:1. Wat is of wat zijn de genotypen van de kuifkanaries in de F1?

Slide 26 - Open question

Bij een DNA-molecuul bestaat 15% van de basen uit guanine. Wat is het gehalte van de andere drie basen?


A
15% A, 35% C en 35% T
B
30% A, 20% C en 35% T
C
30% A, 35% C en 20% T
D
35% A, 15% C en 35% T

Slide 27 - Quiz

Omschrijf wat bedoeld wordt met epigenetica.

Slide 28 - Open question