De Renaissanceliteratuur was in Nederland geconcentreerd Amsterdam en Den Haag. Het Hollandse dialect groeide uit tot de standaardtaal.
Grote invloed werd op het Nederlands uitgeoefend door de Statenbijbel (1637), een nieuwe bijbelvertaling, die vervaardigd werd in opdracht van de Staten-Generaal en die in protestantse kring de algemeen gebruikte vertaling werd.
Gerbrand Adriaensz. Bredero
Van zijn leven is maar heel weinig bekend. Hij kwam uit de Amsterdamse middenstand, kreeg een behoorlijke schoolopleiding en volgde daarna een beroepsopleiding tot schilder. In zijn literaire werk speelt Amsterdam een grote rol. Zijn leven viel samen met de periode dat Amsterdam van een provinciestadje uitgroeide tot een wereldstad. Hij schreef één gedichtenbundel en diverse toneelstukken, waarvan Spaansen Brabander Jerolimo het belangrijkste is. Jerolimo Rodrigo, zoon van een Spanjaard en een Antwerpse, vlucht voor zijn schuldeisers naar Amsterdam en neemt daar de schelm Robbeknol als bediende aan. Door zich als een rijk man voor te doen weet hij overal krediet te krijgen, totdat tenslotte alle schuldeisers tegelijk hun geld komen opeisen. Jerolimo is dan echter alweer vertrokken. 'Al ziet men de lui, men kent ze daarom niet,' zegt één van de schuldeisers. Deze zin is ook het motto van het stuk.
Pieter Cornelisz. Hooft
Hij kwam uit welgestelde kring en werd op zeventienjarige leeftijd op een 'grand tour' naar Frankrijk en Italië gestuurd. Diep onder de indruk van de Italiaanse Renaissance zou hij de rest van zijn leven kunstenaar zijn, al bracht hij het ook maatschappelijk ver: na een rechtenstudie aan de universiteit van Leiden werd hij in 1609 benoemd tot drost van Muiden en baljuw van het Gooiland (een bestuurlijke en een rechterlijke functie). Hij was de eerste niet-edelman die deze ambten bekleedde.
In de eerste periode van zijn schrijverschap schreef hij voornamelijk liefdespoëzie. Nadat zijn eerste vrouw, Christina van Erp - aan wie hij een aantal sonnetten opdroeg - was overleden, trouwde hij met Leonora Hellemans. Mede door haar toedoen werd het Muiderslot, waar ze in de zomer woonden, een centrum van kunstenaars en geleerden, die bij elkaar kwamen om te discussiëren, kun teksten voor te lezen en te musiceren. Tot deze 'Muiderkring' behoorden onder andere de dichter Huygens, ook Joost van den Vondel kwam er wel eens.
Hooft schreef ook enkele toneelstukken, waarvan het blijspel Ware nar het belangrijkste is. Hooft ligt begraven in de Nieuwe Kerk te Amsterdam. De Nederlandse staatsprijs voor letterkunde, de P.C. Hooftprijs, is naar hem vernoemd.
Constantijn Huygens was een soort wonderkind. Op elfjarige leeftijd schreef hij Latijnse gedichten, enkele jaren later Franse. Hij schilderde en graveerde en was goed thuis in de exacte wetenschappen. Hij bespeelde diverse muziekinstrumenten en componeerde meer dan 800 stukken. Hij ontwierp zijn eigen buitenverblijf Hofwijck te Voorburg en de weg van Den Haag naar Scheveningen. En hij liet een groot literair oeuvre na.
Een groot deel van zijn gedichten werd verzameld in de bundel Korenbloemen van 1658. Met de titel wilde hij aangeven dat zijn literaire werk een soort tijdverdrijf was tussen zijn eigenlijke arbeid door, zoals korenbloemen een akker slechts mooier maken terwijl het graan het echte product is.
Tot zijn bekendste werk behoren de epigrammen, waarvan hij er enkele duizenden schreef. En hij is de vader van Christiaan Huygens, die een vooraanstaand wis- natuur- en sterrenkundige werd.
Joost van den Vondel
De ouders van Vondel waren Amsterdamse protestanten die om geloofsredenen naar Keulen waren uitgeweken en later in Amsterdam een zijde en kousenwinkel begonnen. In 1608 nam Vondel de zaak over, maar liet die grotendeels over aan zijn vrouw, om zich te kunnen wijden aan zijn zelfstudie en literaire werk. Vondel bekeerde zich later tot het katholicisme.
Hij beoefende talrijke genres, waarvan de hekeldichten, klaagzangen en tragedies het belangrijkst waren.
Een hekeldicht is een gedicht waarin iets 'gehekeld' (= aangevallen) wordt. In Vondels tijd was er een controverse tussen de strenge en de gematigde protestanten. Min of meer parallel hieraan liep de politieke strijd tussen prins Maurits, de stadhouder, en Johan van Oldebarnevelt, de 'landsadvocaat' van Holland. Maurits kwam als winnaar uit de strijd, de opvattingen van de gematigde protestanten werden officieel veroordeeld en Oldenbarnevelt werd ter dood veroordeeld. Vondel schreef een reeks woedende gedichten tegen Maurits en diens medestanders.
Vondels klaagzangen hebben voor een groot deel te maken met zijn persoonlijke omstandigheden. In 1632 stierf zijn zoontje Constantijn, in 1633 zijn dochtertje Saartje en in 1635 zijn vrouw.
Na de eligieën verplaatste Vondel zijn aandacht naar het toneel. Tussen 1637 en 1667 verscheen er een twintigtal tragedies, waarvan Gijsbrecht van Aemstel de belangrijkste is.
Het stuk is één grote verheerlijking van Amsterdam, dat gelijkgesteld wordt aan het klassieke Troje. Zoals de Grieken door middel van de list van het houten paard Troje veroverden, zo veroverden de Kennemers en Waterlanders Amsterdam door zich te verbergen in een schip, het Zeepaard. En zoals Aeneas het verwoeste Troje ontvluchtte en later de stamvader van Rome werd, verlaat Gijsbrecht zijn stad, die later glorieus uit de as zou herrijzen zoals aan het slot de engel Rafaël voorspelt.