What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Gr. Ln. 2 GTL / 6e ed / H2 / ABCDEFH
1 / 44
next
Slide 1:
Slide
Frans
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
This lesson contains
44 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
50 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Welk woord hoort er niet bij?
A
le portable
B
la cuisine
C
la salle de bains
D
le grenier
Slide 2 - Quiz
Hoe vertaal je "content" in het Frans?
A
dus
B
tevreden, blij
C
genoeg
D
eigen
Slide 3 - Quiz
Wat betekent "le rêve"?
A
het bed
B
de plek
C
de kast
D
de droom
Slide 4 - Quiz
Wat betekent 'dehors'?
A
dus
B
buiten
C
saai
D
tuin
Slide 5 - Quiz
Welk woord hoort er niet bij?
A
la table
B
la cousine
C
la chaise
D
l'armoire
Slide 6 - Quiz
Wat betekent 'à la campagne'?
A
op de plek
B
in de tuin
C
thuis
D
op het platteland
Slide 7 - Quiz
Wat betekent "casse-pied"?
A
genoeg
B
saai
C
met
D
in
Slide 8 - Quiz
Hoe zeg je "de plek" in het Frans?
A
le séjour
B
la chambre
C
l'endroit
D
le grenier
Slide 9 - Quiz
'souvent' betekent .......
Slide 10 - Open question
'proche' betekent .......
Slide 11 - Open question
'láprès-midi' betekent .......
Slide 12 - Open question
'parce que' betekent .......
Slide 13 - Open question
Het bijvoeglijk naamwoord
zegt iets over een zelfstandig naamwoord
Mon frère est
grand
Mijn broer is groot
past zich in het Frans aan aan het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort
Slide 14 - Slide
Hoe past het bijvoeglijk naamwoord zich dan aan?
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Sommige bijvoeglijke naamwoorden zijn
onregelmatig!
Daarbij gelden NIET de regels die je net hebt gezien.
Het gaat om de volgende bijvoeglijke naamwoorden:
bon (goed, lekker)
beau (mooi)
nouveau (nieuw)
vieux (oud)
Slide 17 - Slide
Kies het juiste antwoord:
Léa est une fille _____ (blond)
A
blonde
B
blond
C
blondes
D
blonds
Slide 18 - Quiz
Maak de zin goed af:
Léa et Anna sont ___ (petit)
Slide 19 - Open question
Kies het juiste antwoord:
La maison est très _______ (grand)
A
grande
B
grands
C
grand
D
grandes
Slide 20 - Quiz
Kies het juiste antwoord:
Les (nieuwe) ______ voisines sont très sympas.
A
nouveau
B
nouvelle
C
nouveaux
D
nouvelles
Slide 21 - Quiz
Kies het juiste antwoord:
Le jardin est très _______ (mooi)
A
belle
B
beaux
C
beau
D
belles
Slide 22 - Quiz
Kies het juiste antwoord:
Les enfants sont très _______ (mooi)
A
belle
B
beaux
C
beau
D
belles
Slide 23 - Quiz
Kies het juiste antwoord:
C'est une (goed) _______ idée
A
bon
B
bonne
C
bons
D
bonnes
Slide 24 - Quiz
Regelmatige ww op -er
De meeste werkwoorden in het Frans eindigen op
-ER
.
Bijvoorbeeld:
danser
travailler
donner
Bijna al deze werkwoorden worden op dezelfde manier vervoegd. Dit noemen we de
regelmatige
werkwoorden.
Slide 25 - Slide
De stam
De stam maak je door
-ER
van het hele werkwoord af te halen. Later plak je hier de uitgangen achter...
Bijvoorbeeld:
parler --> parl-
danser --> dans-
Slide 26 - Slide
De uitgangen
Slide 27 - Slide
Kies de juiste zin.
ww = PARLER
A
Nous parles français.
B
Nous parlons français.
C
Nous parlent français
D
Nous parlez français.
Slide 28 - Quiz
Kies de juiste zin.
ww = AIMER
A
J'aime la musique.
B
Je aime la musique.
C
J'aimes la musique.
D
J'aiment la musique.
Slide 29 - Quiz
Kies de juiste zin.
ww = REGARDER
A
Ils regardes le football.
B
Ils regardons le football.
C
Ils regardez le football.
D
Ils regardent le football.
Slide 30 - Quiz
Hoe vertaal je "ik kijk naar"in het Frans?
A
je regardé
B
je regardes
C
j'ai regerdé
D
je regarde
Slide 31 - Quiz
Hoe vertaal je "wij wonen"in het Frans?
A
nous habitions
B
nous habitez
C
nous habitons
D
nous avons habité
Slide 32 - Quiz
Hoe vertaal je "zij zoeken" in het Frans?
A
ils cherchent
B
ils cherche
C
Il cherchent
D
ils ont cherché
Slide 33 - Quiz
Hoe vertaal je "jij houdt van" in het Frans?
A
tu aime
B
tu aimé
C
tu as aimé
D
tu aimes
Slide 34 - Quiz
Schrijf het werkwoord in de présent.
Elle __________ (adorer) ce cadeau.
A
adoré
B
adore
C
adores
D
a adoré
Slide 35 - Quiz
Schrijf het werkwoord in de présent.
Vous __________(écouter) ls musique
A
écoutons
B
avez écouté
C
écoutez
D
écoutiez
Slide 36 - Quiz
Schrijf het werkwoord in de présent.
Les élèves ______ (travailler) bien.
A
travaillons
B
travaillent
C
travaillez
D
travaillient
Slide 37 - Quiz
Schrijf het werkwoord in de présent.
j'______ (aimer) les bananes.
A
aimes
B
ai aimé
C
aimé
D
aime
Slide 38 - Quiz
Vertaal in het Frans:
heb je broers of zussen?
Slide 39 - Open question
Vertaal in het Frans:
ik heb twee broers en een kleine zus
Slide 40 - Open question
Vertaal in het Frans:
hoe heet jouw zusje?
Slide 41 - Open question
Vertaal in het Frans:
wat doen jullie graag samen?
Slide 42 - Open question
Vertaal in het Frans:
hebben jullie een dier?
Slide 43 - Open question
Wat moet je nog doen om bronnen ABCDEFH goed te kennen?
Slide 44 - Open question
More lessons like this
bijvnw
January 2024
- Lesson with
32 slides
Frans
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 2
Mavo 2: Het bijvoeglijk naamwoord
February 2023
- Lesson with
37 slides
Frans
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
gram brugklas
July 2020
- Lesson with
23 slides
Frans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
Gr ln 6e ed / havo 3 / H1 / ABCDEFGH
October 2022
- Lesson with
29 slides
Frans
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
l'adjectif
May 2022
- Lesson with
31 slides
Frans
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 2
Mavo 3 / Oefentoets H1 (ABCDEFGH)
November 2021
- Lesson with
43 slides
Frans
Middelbare school
vmbo lwoo
Leerjaar 3
Les 10 van de planner
February 2021
- Lesson with
31 slides
Frans
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 1
H2 klas 2: grammatica
December 2022
- Lesson with
39 slides
Frans
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 1