2ha - blok 4 nw.gezegde

1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

  1. Grammatica tot nu toe
  2. Naamwoordelijk gezegde
  3. Aan de slag
 
  
nodig:
- boek
- pen
- papier



Wat gaan we doen?

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...
  • heb je je kennis over zinsdelen weer opgehaald.
  •  
  • Weet je het verschil tussen een werkwoordelijk- en naamwoordelijk gezegde



Slide 3 - Slide

Grammatica zinsdelen

- opbouw teksten
- aanleren andere talen
- weten hoe je een woord schrijft 

Slide 4 - Slide

Welke zinsdelen ken je nog?

Slide 5 - Mind map

Welke zinsdelen ken je nog?
persoonsvorm --> pv
onderwerp --> ond
gezegde --> gez
lijdend voorwerp --> lv
meewerkend voorwerp --> mv
bijwoordelijke bepaling --> bijw. bep
bijvoeglijke bepaling --> bijv. bep
bijstelling --> bijst
voorzetselvoorwerp --> vzv

Slide 6 - Slide

Nieuw:Naamwoordelijk gezegde

Een zin heeft één gezegde. 
--> alles wat je van iets of iemand kan zeggen 

Dit is óf een werkwoordelijk, óf een naamwoordelijk gezegde. 


Slide 7 - Slide

Naamwoordelijk gezegde

Zegt iets over wat iets of iemand IS

bestaat uit een
- werkwoordelijk deel (koppelwerkwoord)
&
- naamwoordelijk deel
(de eigenschap)

Er is hierbij nooit een lijdend vw
Werkwoordelijk gezegde

Zegt iets over wat iets of iemand DOET

bestaat uit 
alle werkwoorden uit de zin

Slide 8 - Slide

Koppelwerkwoorden


zijn
worden
blijven
lijken



schijnen 
heten
dunken
voorkomen

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Aan de slag --> vandaag af!
1) Je opent de les in de klasomgeving van LessonUp
2) Je kijkt (eventueel) nog eens het filmpje op de volgende pagina
3) Maak de meerkeuzevragen
4) Lees goed de uitleg op blz. 170 en 171
4) blz. 171 t.m. 172
: maken opdr. 5 en 6 en nakijken!
5) beantwoord de laatste dia's in deze presentatie (= belangrijk!)


Slide 11 - Slide

Alle werkwoorden in de zin noem je samen:
A
het onderwerp
B
het naamwoordelijk gezegde
C
het werkwoordelijk gezegde
D
het werkend voorwerp

Slide 12 - Quiz

Een werkwoordelijk gezegde bestaat altijd uit meer werkwoorden.
A
juist
B
onjuist

Slide 13 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
Alle werkwoorden in een zin met uitzondering van de persoonsvorm
B
De persoonsvorm en alle zelfstandig naamwoorden in een zin
C
Alle werkwoorden in een zin inclusief de persoonsvorm
D
Het werkwoordelijk gezegde is een andere naam voor de persoonsvorm

Slide 14 - Quiz

Wat is het naamwoordelijk gezegde van de volgende zin: De lieve jongen blijft altijd heel aardig.
A
de lieve jongen blijft
B
blijft
C
blijft heel aardig
D
blijft altijd heel aardig

Slide 15 - Quiz

Wat is het naamwoordelijk gezegde in de volgende zin:
De afwas blijft vervelend.
A
Blijft
B
afwas blijft
C
afwas blijft vervelend
D
Blijft vervelend

Slide 16 - Quiz

Wat is het naamwoordelijk gezegde van de volgende zin: Piet blijft de jongste in het gezin.
A
blijft
B
blijft de jongste
C
Piet blijft de jongste
D
blijft altijd

Slide 17 - Quiz

Hoe is jouw kennis van de zinsdelen? Valt het je mee of tegen?

Slide 18 - Open question

Heb je extra uitleg nodig en/of extra oefenmateriaal?

Slide 19 - Open question

Toetsinfo:

PO inleveren: vrijdag!

woensdag 16 feb: PW zinsdelen

Slide 20 - Slide

Maken
Blok 4 opdracht 5 & 6

Klaar? Nakijken!
Daarna:
Oefenen op www.cambiumned.nl 
Grammatica--> zinsdelen

Slide 21 - Slide