Ga alvast zitten volgens de plattegrond en pak je spullen erbij.
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2
This lesson contains 14 slides, with text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Welkom H3F!
Ga alvast zitten volgens de plattegrond en pak je spullen erbij.
Slide 1 - Slide
Welkom H3E!
Ga alvast zitten volgens de plattegrond en pak je spullen erbij.
Slide 2 - Slide
Pak je leesboek en ga lekker lezen!
timer
15:00
Slide 3 - Slide
Deze les
Lezen H4: Argumentatie (2)
Aan het eind van de les:
weet je wat een tegenargument is;
weet je wat een weerlegging is.
kun je onderscheid maken tussen standpunt, argument, tegenargument en weerlegging.
Slide 4 - Slide
Huiswerk H3F
Maandag 6 februari:
Lezen H4: opdr. 1 en 2
Slide 5 - Slide
Huiswerk H3E
Dinsdag 7 februari:
Lezen H4: opdr. 1 en 2
Slide 6 - Slide
Terugblik Lezen H3 + 4
standpunt
feitelijke vs. waarderende argumenten
drie argumentatiestructuren
tegenargument vs. weerlegging
Slide 7 - Slide
H3 Lezen - Argumentatie (1)
Enkelvoudige argumentatie: een schrijver onderbouwt zijn mening met een argument.
mening
↑
argument
Zij moet de opvolgster worden van onze coach,want zij heeft al veel ervaring.
Slide 8 - Slide
H3 Lezen - Argumentatie (1)
Nevenschikkende argumentatie: een schrijver gebruikt meer argumenten om zijn mening kracht bij te zetten.
mening
↑
argument 1 ↔ argument 2
Die vrouw moet aangenomen worden als kleuterleidster. Ze heeft veel ervaring (1) en ze kan goed met kinderen omgaan (2).
Slide 9 - Slide
H3 Lezen - Argumentatie (1)
Onderschikkende argumentatie: een schrijver kan een argument onderbouwen met een ondersteunend argument. Oftewel: het ene argument ondersteunt een ander argument.
mening
↑
argument
↑
argument
Je moet minder patat met frikadellen eten.
Dit kost je veel geld in de weeken je komt al niet uit met je zakgeld.
Slide 10 - Slide
H4 Lezen - Argumentatie (2)
Kortom:
Met een tegenargument ontkracht je een standpunt.
Met een weerlegging ontkracht je een argument.
Slide 11 - Slide
Opdracht deze les
Maak zelfstandig de oefentoets. Lees de tekst. Markeer signaalwoorden, kernzinnen, etc.