NN6 V3 - Lezen H4 (1)

Welkom V3L! 
Ga alvast zitten volgens de plattegrond en pak je spullen erbij.
  • leesboek
  • NN + schrift
  • agenda en etui
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Welkom V3L! 
Ga alvast zitten volgens de plattegrond en pak je spullen erbij.
  • leesboek
  • NN + schrift
  • agenda en etui

Slide 1 - Slide

Pak je leesboek en ga lekker lezen!
timer
15:00

Slide 2 - Slide

Deze les
Lezen H4: Argumentatie (2)

Aan het eind van de les:
  • weet je wat een tegenargument is;
  • weet je wat een weerlegging is.
  • kun je onderscheid maken tussen standpunt, argument, tegenargument en weerlegging.

Slide 3 - Slide

Huiswerk
Donderdag 23 mei: 
Lezen H4, opdr. 1, 2, 4




Slide 4 - Slide

De Brug Lezen
  • hoofdzaken vs. bijzaken
  • kernzinnen
  • tekstverbanden en signaalwoorden 

Slide 5 - Slide

H1 - Vaste tekststructuren
Vaste indeling:

Inleiding
Middenstuk
Slot
hf. 1
- argumentatiestructuur
- aspectenstructuur
- verklaringsstructuur
- voor- en nadelenstructuur

Slide 6 - Slide

Vaste indeling:

Inleiding
Middenstuk
Slot
hf. 2
- probleem-oplossingsstructuur
- verleden-heden(-toekomst)structuur
- vraag-antwoordstructuur
H2 - Vaste tekststructuren

Slide 7 - Slide

Terugblik Lezen H3
  • standpunt
  • feitelijke en waarderende argumenten

Slide 8 - Slide

De smartphone is onmisbaar. Je kan er nu bijna overal geld mee overmaken.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 9 - Quiz

Utrecht is een prettige stad om te wonen. Er wonen in Utrecht veel jonge gezellige mensen.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 10 - Quiz

Terugblik Lezen H3
  • enkelvoudige argumentatie
  • nevenschikkende argumentatie
  • onderschikkende argumentatie

Slide 11 - Slide

H3 Lezen - Argumentatie (1)

Enkelvoudige argumentatie: een schrijver onderbouwt zijn mening met een argument. 

                                               mening
                                                     ↑
                                             argument

Zij moet de opvolgster worden van onze coach, want zij heeft al veel ervaring.

Slide 12 - Slide

H3 Lezen - Argumentatie (1)

Nevenschikkende argumentatie: een schrijver gebruikt meer argumenten om zijn mening kracht bij te zetten.

                                          mening
                                               ↑
                      argument 1 ↔ argument 2

Die vrouw moet aangenomen worden als kleuterleidster. Ze heeft veel ervaring (1) en ze kan goed met kinderen omgaan (2).

Slide 13 - Slide

H3 Lezen - Argumentatie (1)

Onderschikkende argumentatie: een schrijver kan een argument onderbouwen met een ondersteunend argument. Oftewel: het ene argument ondersteunt een ander argument.

                                 mening
                                      ↑
                               argument
                                       ↑
                               argument

Je moet minder patat met frikadellen eten.
Dit kost je veel geld in de week en je komt al niet uit met je zakgeld.

Slide 14 - Slide

Laten we naar het strand gaan. Het wordt mooi weer vandaag.
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende argumentatie
C
onderschikkende argumentatie

Slide 15 - Quiz

Schooldagen moeten later beginnen. Jongeren hebben een ander bioritme. Het komt ten goede aan de concentratie.
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende argumentatie
C
onderschikkende argumentatie

Slide 16 - Quiz

OPDRACHT
Maak (alleen of in tweetallen) een blokjesschema bij het standpunt + de argumenten op de volgende slide. Kies uit enkelvoudige, nevenschikkende of onderschikkende argumentatie.

Slide 17 - Slide

H4 Lezen - Argumentatie (2)

In een betogende tekst wil de schrijver de lezer overtuigen van zijn standpunt. Dit kan hij doen door zijn standpunt met argumenten te ondersteunen. Een schrijver kan zijn lezer ook overtuigen door te laten zien dat mogelijke argumenten tégen zijn standpunt niet kloppen. Dit noemen we weerleggen.

Met een weerlegging ontkracht je een argument of tegenargument.

Zie voorbeeld in het boek op blz. 106 en 107.

Slide 18 - Slide

OPDRACHT
Bij mooi weer moeten scholen huiswerkvrij zijn.
Bedenk voor jezelf één of twee argumenten vóór deze stelling.
timer
2:00

Slide 19 - Slide

OPDRACHT
Bij mooi weer moeten scholen huiswerkvrij zijn.
Welk tegenargument past bij dit standpunt?
timer
2:00

Slide 20 - Slide

H4 Lezen - Argumentatie (2)

Kortom:
  • Met een tegenargument ontkracht je een standpunt.
  • Met een weerlegging ontkracht je een argument.

Slide 21 - Slide

Voetballen is gevaarlijk, want je kan gewond raken door de bal tegen je hoofd.
--> De kans dat dat gebeurt is echter ontzettend klein.
A
tegenargument
B
weerlegging

Slide 22 - Quiz

Katten zijn veel leuker dan honden, omdat ze lekker spinnend op je schoot gaan liggen.
--> Mijn kat bijt me elke keer als ik haar wil aaien en mijn hond doet dat nooit
A
tegenargument
B
weerlegging

Slide 23 - Quiz

Opdracht deze les
Lees de tekst. Markeer signaalwoorden, kernzinnen, etc. 
Maak zelfstandig Lezen H4: opdr. 1, 2, 4

De eerste tien minuten werk je zelfstandig. Daarna mag je zachtjes overleggen met degene naast je. 

Klaar? 
Maak een samenvatting van de theorie van De Brug
 + Lezen H1, H2, H3
timer
15:00

Slide 24 - Slide

Huiswerk
Maandag 27 mei: 
Lezen H4, opdr. 1, 2, 4




Slide 25 - Slide