This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Pak je leesboek en ga lekker lezen!
timer
15:00
Slide 1 - Slide
Wat gaan we deze les doen?
Wat weet je nog?
Uitleg Lezen H4
Zelf/samen oefenen
Slide 2 - Slide
Huiswerk
Maandag 31 januari:
Lezen H4: opdr. 1, 2, 4 af.
Maandag 7 februari:
Toets Lezen H3+4
Slide 3 - Slide
Doel van deze les:
Ik kan onderscheid maken tussen standpunten, argumenten, tegenargumenten en weerleggingen.
Slide 4 - Slide
Terugblik Lezen H3
standpunt
feitelijke en waarderende argumenten
Slide 5 - Slide
De smartphone is onmisbaar. Je kan er nu bijna overal geld mee overmaken.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument
Slide 6 - Quiz
Utrecht is een prettige stad om te wonen. Er wonen in Utrecht veel jonge gezellige mensen.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument
Slide 7 - Quiz
Terugblik Lezen H3
enkelvoudige argumentatie
nevenschikkende argumentatie
onderschikkende argumentatie
Slide 8 - Slide
H3 Lezen - Argumentatie (1)
Enkelvoudige argumentatie: een schrijver onderbouwt zijn mening met een argument.
mening
↑
argument
Zij moet de opvolgster worden van onze coach,want zij heeft al veel ervaring.
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
H3 Lezen - Argumentatie (1)
Nevenschikkende argumentatie: een schrijver gebruikt meer argumenten om zijn mening kracht bij te zetten.
mening
↑
argument 1 ↔ argument 2
Die vrouw moet aangenomen worden als kleuterleidster. Ze heeft veel ervaring (1) en ze kan goed met kinderen omgaan (2).
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
H3 Lezen - Argumentatie (1)
Onderschikkende argumentatie: een schrijver kan een argument onderbouwen met een ondersteunend argument. Oftewel: het ene argument ondersteunt een ander argument.
mening
↑
argument
↑
argument
Je moet minder patat met frikadellen eten.
Dit kost je veel geld in de weeken je komt al niet uit met je zakgeld.
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Laten we naar het strand gaan. Het wordt mooi weer vandaag.
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
Slide 15 - Quiz
Schooldagen moeten later beginnen. Jongeren hebben een ander bioritme. Het komt ten goede aan de concentratie.
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
Slide 16 - Quiz
OPDRACHT
Maak (alleen of in tweetallen) een blokjesschema bij het standpunt + de argumenten op de volgende slide. Kies uit enkelvoudige, nevenschikkende of onderschikkende argumentatie.
Slide 17 - Slide
Het festival was drie keer niks, de hoofdact ging niet door, de WC' s waren absoluut smerig en de podia stonden teveel uit elkaar.
timer
5:00
Slide 18 - Slide
H4 Lezen - Argumentatie (2)
In een betogende tekst wil de schrijver de lezer overtuigen van zijn standpunt. Dit kan hij doen door zijn standpunt met argumenten te ondersteunen. Een schrijver kan zijn lezer ook overtuigen door te laten zien dat mogelijke argumenten tégen zijn standpunt niet kloppen. Dit noemen we weerleggen.
Met een weerlegging ontkracht je een argument of tegenargument.
Zie voorbeeld in het boek op blz. 106 en 107.
Slide 19 - Slide
OPDRACHT
Bij mooi weer moeten scholen huiswerkvrij zijn.
Bedenk voor jezelf één of twee argumenten vóór deze stelling.
timer
2:00
Slide 20 - Slide
OPDRACHT
Bij mooi weer moeten scholen huiswerkvrij zijn.
Wissel van schrift met degene naast je. Je leest de argumenten van de ander en je schrijft nu een tegenargument op.
timer
2:00
Slide 21 - Slide
H4 Lezen - Argumentatie (2)
Kortom:
Met een tegenargument ontkracht je een standpunt.
Met een weerlegging ontkracht je een argument.
Slide 22 - Slide
H4 Lezen - Argumentatie (2)
> voorbeeld
Standpunt: De Spaanse Costa's zijn ideale vakantiegebieden.
Argument: De zon schijnt er altijd.
Tegenargument: In de zon liggen is slecht voor je gezondheid. (huidkanker)
Weerlegging: Je moet niet te lang achter elkaar in de zon gaan liggen of op bepaalde uren van de dag niet in de zon gaan liggen.
Slide 23 - Slide
Aan de slag!
Maak H4 Lezen: opdr. 1, 2 en 4
Je mag dit samen doen, maar overleg zachtjes.
Werk uit het boek!
Klaar?
Maak de extra opdrachten (3 en 5) of ga lezen uit je leesboek.