Heb jij wel eens iets geruild? En wat heb je geruild en waarvoor?
1 / 25
next
Slide 1: Open question
Economie en OndernemenMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3
This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Heb jij wel eens iets geruild? En wat heb je geruild en waarvoor?
Slide 1 - Open question
Lesdoel
Aan het eind van dit hoofdstuk weet je:
Waarvoor je geld allemaal kunt gebruiken
In welke vormen geld voorkomt
Op welke manieren je met geld kunt betalen
Welke voor- en nadelen deze manier van betalen hebben
Slide 2 - Slide
Toen er nog geen geld bestond, ruilden mensen hun spullen met elkaar. Een visser ruilde zijn vissen met een boer tegen graan. Bedenk een reden waarom ruilen niet altijd handig was.
Slide 3 - Open question
Directe ruil VS indirecte ruil
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
In de pauze koop ik een lekker broodje in de kantine.
A
Ruilmiddel
B
Spaarmiddel
C
Rekenmiddel
Slide 6 - Quiz
Ik heb bijles en betaal hier €7,50 voor.
A
Ruilmiddel
B
Spaarmiddel
C
Rekenmiddel
Slide 7 - Quiz
Voordat ik iets koop kijk ik eerst wat de prijs in de verschillende winkels is.
A
Ruilmiddel
B
Spaarmiddel
C
Rekenmiddel
Slide 8 - Quiz
Al het kleingeld doe ik altijd in een potje.
A
Ruilmiddel
B
Spaarmiddel
C
Rekenmiddel
Slide 9 - Quiz
Slide 10 - Slide
In de winkel koop je een zak snoep voor €2.98. Ben je voordeliger uit met giraal of chartaal betalen?
A
Giraal
B
Chartaal
C
Maakt niet uit
Slide 11 - Quiz
Waar denk jij aan bij elektronisch betalen?
Slide 12 - Mind map
Noem een voordeel van elektronisch betalen voor een winkelier of klant.
Slide 13 - Open question
Maken opdracht 1 tm 9
Slide 14 - Slide
Ik ben klaar met de opdrachten
A
Ja
B
Nee, ik snapte niet alles
Slide 15 - Quiz
Slide 16 - Slide
0
Slide 17 - Video
Maken opdracht 10, 11 en 12
Slide 18 - Slide
Is de formule juist? Nieuw saldo = Oud saldo + uitgaven - ontvangsten
A
juist
B
onjuist
Slide 19 - Quiz
Het antwoord op vraag 11a is:
Slide 20 - Open question
11.b
Slide 21 - Slide
Het antwoord op vraag 12 is:
Slide 22 - Open question
bereken het nieuwe saldo? Jan heeft op 1 november € 74 op zijn bankrekening staan. Op 2 november pint hij € 25,- op 3 november is hij jarig en krijgt hij in totaal € 83,-. Een dag later haalt hij zijn fiets op bij de fietsenmaker er zit nieuw licht op, kosten € 43,50. Bereken het nieuwe saldo van Jan
Slide 23 - Open question
Lesdoelen:
Ik weet waar ik geld voor kan gebruiken
Ik weet nu in welke vormen geld voorkomt
Ik weet nu op welke manier je met geld kunt betalen