This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Items in this lesson
Lesdoelen
Je kunt een nieuw saldo berekenen
Je kent de begrippen van paragraaf 2.1
Slide 1 - Slide
Begrippen
Indirecte ruil
Directe ruil
Saldo
Elektronisch betalen
Chartaal geld / Giraal geld
Slide 2 - Slide
Bij indirecte ruil gebruik je
A
wel geld
B
goederen
C
geen geld
D
diensten
Slide 3 - Quiz
Wat is een saldo
A
een sprong op de trampoline
B
Het tekort op jouw bankrekening
C
Het bedrag op jouw bankrekening
D
De rente die je krijgt van jouw bank
Slide 4 - Quiz
Slide 5 - Video
Wat is elektronisch betalen ?
A
Betalen via de computer
B
Betalen via de smartphone
C
Betalen met een bankbiljet
D
Betalen met je pinpas
Slide 6 - Quiz
Slide 7 - Video
Wat is Chartaal geld?
A
Geld bij de bank
B
Geld op jouw spaarrekening
C
Geld in jouw portemonnee
D
vals geld
Slide 8 - Quiz
bereken het nieuwe saldo? Jan heeft op 1 november € 74 op zijn bankrekening staan. Op 2 november pint hij € 25,- op 3 november is hij jarig en krijgt hij in totaal € 83,-. Een dag later haalt hij zijn fiets op bij de fietsenmaker er zit nieuw licht op, kosten € 43,50. Bereken het nieuwe saldo van Jan