What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Flexles grammatica opfrissen klas 3 (zinnen bedenken / verschillende zinsdelen en samenstellingen)
Grammatica
Les 10: creëren van zinnen (zinsdelen)
1 / 38
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
This lesson contains
38 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
2 videos
.
Lesson duration is:
60 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Grammatica
Les 10: creëren van zinnen (zinsdelen)
Slide 1 - Slide
Deze les ga je....
... oefenen met
zelf zinnen maken
met daarin een aantal gegeven zinsdelen.
Slide 2 - Slide
Uitleg
Op de volgende slides volgt de uitleg over de manier waarop je zelf zinnen kunt maken.
We bespreken deze slides
voordat
je aan de opdrachten begint.
Slide 3 - Slide
Zelf zinnen maken
Stel je voor dat je deze opdracht krijgt:
Maak een zin met daarin:
een werkwoordelijk gezegde, één onderwerp, één lijdend voorwerp, één meewerkend voorwerp.
De zin mag
niet meer dan bovengenoemde zinsdelen
bevatten.
Hoe pak je deze opdracht aan?
Lees de uitleg op de volgende slides om het antwoord op deze vraag te ontdekken.
Slide 4 - Slide
Hoe maak je zelf zinnen?
Denk aan de zinsdelen die het belangrijkste werkwoord bij zich kan hebben in de zin.
vergeten
1.
iemand vergeet
=onderwerp
2.
iets wordt vergeten
= lijdend voorwerp
Valentie van twee.
Iemand (1)
vergeet
iets (2).
geven
1.
iemand geeft
onderwerp
2.
iets wordt gegeven
lijdend voorwerp
3.
aan iemand wordt gegeven
meewerkend voorwerp
Valentie van drie
.
Iemand/iets
geeft
iets
aan
iemand/iets.
Slide 5 - Slide
Hoe maak je zelf zinnen?
Denk ook aan de
rollen
die de zinsdelen hebben en
de
vraagwoorden
die je bij de zinsdelen kunt stellen.
wg
wat het ow
doet
ng
wat het ow i
s
onderwerp
iemand of iets
(wie of wat) die iets doet of iets is
lijdend voorwerp
iemand of iets
ondergaat iets
(wat of wie)
meewerkend voorwerp
ontvanger
(aan wie/voor wie)
* In de taalwetenschap noemt men dit 'semantische rollen'. Ow = agens, lv = patiens, mv = recipiens.
** Dit hoef je verder niet te weten voor de toets. Extra info vanuit de taalwetenschap.
Slide 6 - Slide
Hoe maak je zelf zinnen?
Dus als er ...
een onderwerp in de zin moet voorkomen ...
... moet er een zinsdeel zijn dat iets doet of iets is (
agens
).
een lijdend voorwerp in de zin moet voorkomen ...
...
moet er een zinsdeel zijn dat iets ondergaat en zelf niets doet (
patiens
).
een meewerkend voorwerp in de zin moet voorkomen ...
... moet er een zinsdeel zijn dat iets
ontvangt, dus een ontvanger (
recipiens
).
Slide 7 - Slide
Hoe maak je zelf zinnen?
Terug naar de opdracht:
Maak een zin met: één ww gezegde, één onderwerp, één lijdend voorwerp, één meewerkend voorwerp.
Wat betekent dit?
Je moet een werkwoord kiezen dat deze zinsdelen bij zich kan hebben.
Kun je voor het werkwoord 'praten' kiezen?
Nee!
iemand kan praten
(onderwerp) over iets... = valentie = 2.
Slide 8 - Slide
Hoe maak je zelf zinnen?
Terug naar de opdracht:
Maak een zin met daarin: een werkwoordelijk gezegde, één onderwerp, één lijdend voorwerp, één meewerkend voorwerp.
Wat betekent dit?
Je moet dus een werkwoord kiezen dat al deze zinsdelen bij zich kan hebben.
Kun je voor het werkwoord 'geven' kiezen?
Ja -->
iemand kan geven
(onderwerp)
je kunt iets geven
(lijdend voorwerp)
je kunt aan iemand iets geven
(meewerkend voorwerp)
Slide 9 - Slide
Hoe maak je zelf zinnen?
Terug naar de opdracht:
Maak een zin met daarin: een werkwoordelijk gezegde, één onderwerp, één lijdend voorwerp, één meewerkend voorwerp.
De docent gaf een proefwerk aan zijn vervanger.
gaf
wwg -wat het ow doet
de docent
ow -
doet iets (wie)
een proefwerk
lv - ondergaat iets (wat)
aan zijn vervanger
mvw - ontvanger (aan wie)
Slide 10 - Slide
Aan de slag!
Nu jij!
Op de volgende slides volgen de opdrachten.
Slide 11 - Slide
Maak een zin met:
een werkwoordelijk gezegde, een onderwerp en een lijdend voorwerp
Slide 12 - Open question
Maak een zin met:
een werkwoordelijk gezegde, een onderwerp, een lijdend voorwerp en een meewerkend voorwerp
Slide 13 - Open question
Let op!
In de volgende zin mag
geen onderwerp
voorkomen!
Weet je nog
welke zinnen geen onderwerp hebben?
Slide 14 - Slide
Zinnen die in de gebiedende wijs staan!
Slide 15 - Slide
Maak een zin met:
een werkwoordelijk gezegde en een lijdend voorwerp (geen onderwerp dus!).
Slide 16 - Open question
Let op! Nog een!
In de volgende zin mag weer
geen onderwerp
voorkomen!
Weet je nog
welke zinnen geen onderwerp hebben?
Zinnen die in de gebiedende wijs staan.
Slide 17 - Slide
Maak een zin met:
een werkwoordelijk gezegde, een lijdend voorwerp (geen onderwerp dus!).
Slide 18 - Open question
En de laatste zonder onderwerp ...
In de volgende zin mag
geen onderwerp
voorkomen!
Weet je nog
welke zinnen geen onderwerp hebben
?
Zinnen die in de gebiedende wijs staan.
Slide 19 - Slide
Maak een zin met:
een werkwoordelijk gezegde (geen onderwerp dus!).
Slide 20 - Open question
Bedenk een zin bij deze afbeelding. Je moet deze zinsdelen gebruiken: pv, ond, wwg, lv en mv.
Slide 21 - Slide
Maak een zin bij deze afbeelding met daarin:
een onderwerp, wg, een lijdend voorwerp en twee bijwoordelijke bepalingen.
Slide 22 - Slide
Mijn zin bij de vorige afbeelding =
Slide 23 - Open question
Zinsontleding
De vrouw / gaat / de boodschappen / betalen / aan de kassamedewerker.
Pv = gaat
Ond = de vrouw
Wwg = gaat betalen
Lv = de boodschappen
Mv = aan de kassamederwerker
Slide 24 - Slide
Wat vind je nog lastig bij zinsontleding?
Slide 25 - Open question
Einde van deze les
Vragen?
Slide 26 - Slide
Samengestelde zinnen...
Wat weet je nog?
Slide 27 - Open question
enkelvoudige zinnen vs samengestelde zinnen!
Slide 28 - Slide
Slide 29 - Video
Bedenk een samengestelde zin met twee hoofdzinnen bij dit plaatje
Slide 30 - Slide
plaats hier de zin
Slide 31 - Open question
Bedenk een samengestelde zin bij deze foto met daarin een hoofdzin en een bijzin
Slide 32 - Slide
plaats hier je zin
Slide 33 - Open question
Maak een samengestelde zin, met daarin eerst een bijzin en dan de hoofdzin. Gebruik het voegwoord 'omdat'.
Slide 34 - Slide
plaats hier je zin
Slide 35 - Open question
Slide 36 - Video
hoofdzinnen & bijzinnen
Hoe ze samen in een grote zin zitten, bepaalt:
- onderschikking
- nevenschikking
Slide 37 - Slide
In de methodesite: Formuleren, par 1: (herhaling ath 2)
Opdracht 5 en 6
Slide 38 - Slide
More lessons like this
GR les 10: zelf zinnen maken
March 2020
- Lesson with
19 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
GR les 10: zelf zinnen maken deel 1
April 2020
- Lesson with
21 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Grammatica les 6: zinnen bedenken (herhaling) V1g
May 2022
- Lesson with
25 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
Grammatica les 10 : zinnen bedenken (onderdeel III toets)
April 2020
- Lesson with
25 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
GR les 6: Zinnen maken
January 2022
- Lesson with
24 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Les 5 (21 september 2024)
September 2024
- Lesson with
20 slides
Nederlands
Secondary Education
Age 12
les 12/10
March 2024
- Lesson with
13 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 2
les 12/10
October 2023
- Lesson with
13 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 2