This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slide.
Items in this lesson
Quiz economie H7
Slide 1 - Slide
Wat is Directe belasting
A
Accijns en btw
B
Inkomen, winst en vermogen
Slide 2 - Quiz
Noem een belangrijke gemeente belasting
Slide 3 - Open question
Wat betaalt iedereen die een inkomen heeft
Slide 4 - Open question
Wat betalen Bv's en Nv's over hun winst
A
Inkomstenbelasting
B
Directe belasting
C
Vennootschapsbelasting
D
indirecte belasting
Slide 5 - Quiz
Naast de belastinginkomsten heb je nog een ander soort inkomsten hoe heet die soort inkomsten?
Slide 6 - Open question
Wat betaal je als je iets koopt?
A
Subsidie
B
Accijns en btw
C
Wegenbelasting
D
Energiebelasting
Slide 7 - Quiz
Wat is de heffingskorting?
A
Een belastingtarief dat alleen geldt voor vermogende mensen
B
Een bedrag dat in mindering wordt gebracht op de te betalen belasting
C
Een boete die wordt opgelegd bij te laat indienen van de aangifte
D
Een vergoeding die wordt betaald aan de Belastingdienst voor de verwerking van de aangifte
Slide 8 - Quiz
Wat is het verschil tussen accijns en btw?
A
Accijns en btw zijn synoniemen van elkaar.
B
Accijns is een belasting op specifieke goederen, terwijl btw een belasting is op elke verkoop van goederen of diensten.
C
Accijns is een belasting op elke verkoop van goederen of diensten, terwijl btw een belasting is op specifieke goederen.
D
Accijns en btw zijn beide belastingen op de import van goederen.
Slide 9 - Quiz
Hoe wordt btw berekend?
A
Btw wordt berekend op basis van het aantal werknemers van een bedrijf.
B
Btw wordt berekend als een percentage van de winst die wordt gemaakt op een product of dienst.
C
Btw wordt berekend als een percentage van de verkoopprijs van een product of dienst.
D
Btw wordt berekend als een vast bedrag per product of dienst.
Slide 10 - Quiz
Welke producten zijn belast met accijns?
A
Alleen luxe producten zijn belast met accijns.
B
Alle producten die in Nederland worden verkocht zijn belast met accijns.
C
Tabak, alcohol, brandstoffen en frisdranken zijn producten die belast zijn met accijns.
D
Alleen geïmporteerde producten zijn belast met accijns.
Slide 11 - Quiz
Wat is een indirecte belasting?
A
Een belasting op winst
B
Een belasting op inkomen
C
Een belasting op goederen en diensten
D
Een belasting op vermogen
Slide 12 - Quiz
Wat is het doel van een indirecte belasting?
A
Voorkomen van inflatie
B
Stimuleren van de economie
C
Herstellen van de koopkracht
D
Geld ophalen voor de overheid
Slide 13 - Quiz
Wat is het verschil tussen een directe en een indirecte belasting?
A
Bij een directe belasting betaal je rechtstreeks aan de overheid, bij een indirecte belasting betaal je via een tussenpersoon
B
Een directe belasting is alleen van toepassing op bedrijven
C
Een indirecte belasting is alleen van toepassing op goederen
D
Een directe belasting is hoger dan een indirecte belasting
Slide 14 - Quiz
Welke belasting is een voorbeeld van een indirecte belasting?
A
Vermogensbelasting
B
BTW
C
Loonbelasting
D
Inkomstenbelasting
Slide 15 - Quiz
Wie betaalt uiteindelijk de indirecte belasting?
A
De overheid
B
De consument
C
De tussenpersoon
D
De producent
Slide 16 - Quiz
Wie heeft recht op de heffingskorting?
A
Vmbo-leerlingen die geen economie in hun vakkenpakket hebben
B
Vmbo-leerlingen die economie in hun vakkenpakket hebben
C
Ouders van vmbo-leerlingen die economie in hun vakkenpakket hebben
D
Middelbare scholen met een economie-afdeling
Slide 17 - Quiz
Hoeveel bedraagt de heffingskorting
A
Gemiddeld rond de €200 per leerling per jaar
B
Dit kan verschillen per jaar en wordt vastgesteld door de overheid
C
Altijd €500 per leerling per jaar
D
Alleen van toepassing op eindexamenkandidaten
Slide 18 - Quiz
Waar is de heffingskorting voor bedoeld?
A
Om de salarissen van economie-docenten op het vmbo te verhogen
B
Om de schoolprestaties van vmbo-leerlingen te verbeteren
C
Om de kosten voor het volgen van het vak economie te verlagen
D
Om het volgen van het vak economie te stimuleren
Slide 19 - Quiz
Wat is het verschil tussen heffingskorting en belastingteruggave?
A
Heffingskorting en belastingteruggave zijn beide het bedrag dat je terugkrijgt van de Belastingdienst als je te veel belasting hebt betaald.
B
Heffingskorting en belastingteruggave zijn hetzelfde.
C
Heffingskorting is een korting op de inkomstenbelasting die je moet betalen, terwijl belastingteruggave het bedrag is dat je terugkrijgt van de Belastingdienst als je te veel belasting hebt betaald.
D
Belastingteruggave is een korting op de inkomstenbelasting die je moet betalen, terwijl heffingskorting het bedrag is dat je terugkrijgt van de Belastingdienst als je te veel belasting hebt betaald.