This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 15 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
wederkerende werkwoorden
ik voel me goed
je me sens bien
je -me tu- te
il-se
nous-nous
vous-vous
ils-se
Slide 2 - Slide
hoe was het ook al weer
se rappeler = zich herinneren
je + me + rappelle --> ik herinner me tu + te + rappelles --> jij herinnert je il/elle/on + se + rappelle --> hij herinnert zich nous + nous + rappelons --> wij herinneren ons vous + vous + rappelez --> jullie herinneren je . u/zich ils/elles + se + rappellent --> zij herinneren zich
Slide 3 - Slide
noem in Nederlands voorbeelden met zich, vb: ik vermaak me
Slide 4 - Mind map
Le prof m'énerve
A
de leraar ergert zich
B
de leraar ergert hem
C
de leraar ergert me
D
de leraar ergert hun
Slide 5 - Quiz
le prof s'énerve
A
de leraar ergert me
B
de leraar ergert zich
C
de leraar ergert je
D
de leraar ergert ons
Slide 6 - Quiz
in de passé composé
vervoegen we ALLE wederkerende werkwoorden met ÊTRE
Je me suis lavé(e) tu t'es lavé(e)
il s'est lavé / elle s'est lavée
nous nous sommes lavé(e)s vous vous êtes lavé(e)(s) ils se sont lavés / elles se sont lavées
Slide 7 - Slide
vertaal voor jezelf denk aan m/v "ik heb mijn been gebroken" hint: se casser le jambe = hele ww