Spreken, kijken en luisteren

Spreken, kijken en luisteren h1
Op je tafel:
boek 
schriften
etui
laptop

Denk aan de 3 minuten regel
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1,2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Spreken, kijken en luisteren h1
Op je tafel:
boek 
schriften
etui
laptop

Denk aan de 3 minuten regel

Slide 1 - Slide

Pak je planagenda
Huiswerk:

BBL: opdracht: 56 t/m 59 en 64
KBL: opdracht: 63 t/m 69
TL: opdracht: 57, 58, 62 t/m 67

Slide 2 - Slide

Doelen BBL
  • Je kent het verschil tussen een monoloog, dialoog en groepsgesprek.
  • Je kan een tekst goed voorlezen door de leestekens die er staan.
  • Je weet hoe je je stem op de goede manier moet gebruiken als je spreekt.




Slide 3 - Slide

Doelen KBL
- Je kent het verschil tussen een monoloog, dialoog en groepsgesprek.
- Je kan de directe rede gebruiken
- Je kan een tekst goed voorlezen door de leestekens die er staan.
- Je weet hoe je je stem op de goede manier moet gebruiken als je spreekt.

Slide 4 - Slide

Doelen TL
- Je kent het verschil tussen een monoloog, dialoog en groepsgesprek.
- Je kan het doel en het publiek van een programma benoemen.
- Je kan de directe rede gebruiken.
- Je kan een tekst goed voorlezen door de leestekens die er staan.
- Je weet hoe je je stem op de goede manier moet gebruiken als je spreekt.

Slide 5 - Slide

Monoloog, dialoog en groepsgesprek
- Je kan gesprekken verdelen in drie verschillende soorten:
  1. Een monoloog= spreekt een iemand
  2. Een dialoog= praten er twee mensen met elkaar
  3. Een groepsgesprek= Als er drie of meer mensen met elkaar praten

Slide 6 - Slide

Wat is een monoloog?

Slide 7 - Open question

Toonhoogte, volume, tempo en intonatie
Er zijn ongelooflijk veel stemmen. Elke stem is anders. Dat komt door:
  1. Toonhoogte= hoe hoog of laag een stem is als je praat
  2. Volume= zacht of hard praten
  3. Tempo= snel of langzaam praten
  4. Intonatie= de toon van je stem. Je kan aan de stem horen hoe iemand zich voelt.

Slide 8 - Slide

Elke stem is anders. Waar heeft dat mee te maken?

Slide 9 - Open question

Leestekens
Om een spreker te helpen af en toe pauzes te nemen bij het lezen van een tekst, staan er leestekens in een zin.
  1. Een punt . 
  2. Een vraagteken ?
  3. Een uitroepteken !
  4. Een komma , 

Slide 10 - Slide

leestekens
  1. Een punt . Aan einde van zin. Stem omlaag
  2. Een vraagteken ? Aan einde van. Stem gaat omhoog
  3. Een uitroepteken ! Stem klinkt harder (enthousiast en boos)
  4. Een komma , Er volgt nog iets

Slide 11 - Slide

Aan de slag BBL 

Slide 12 - Slide

Directe rede 
- Er zijn twee manieren om weer te egevn wat iemand zegt. 
- Directe rede= je schrijft letterlijk op wat iemand zegt
- Indirecte rede= je schrijft niet letterlijk op wat iemad zegt
- Je kan het herkennen aan een zin met een : en "dudqhdih"
- Dus dubbele punt en aanhalingstekens
- Voorbeeld directe rede:
Dave zei tegen zijn vrienden: "Ik ben verliefd"

Slide 13 - Slide

Aan de slag KBL 

Slide 14 - Slide

Publiek
- Met een gesproken tekst wil je iemand bereiken. 
- Je wilt het publiek bereiken
- Publiek= doelgroep
- Sesamstraat= peuters en kleuters
- SpangaS= kinderen vanaf ongeveer 10 jaar
- Zappsport= sportieve jongeren
- NOS journaal= Volwassenen

Slide 15 - Slide

Aan de slag TL

Slide 16 - Slide

Wat heb ik vandaag geleerd?

Slide 17 - Slide