tegenwoordige tijd en verleden tijd
We hebben het ook gehad over de tegenwoordige tijd en de verleden tijd.
- een zin in de tegenwoordige tijd (t.t.) vertelt wat nu gebeurt
- een zin in de verleden tijd (v.t.) vertelt wat in het verleden gebeurde
t.t.: Ik loop nu naar huis.
v.t.: Ik liep gisteren naar huis.