Lesson 2 B - adjectives (bijvoeglijke naamwoorden) en adverbs (bijwoorden)

Lesson 2B - adjectives (bijvoeglijke naamwoorden) en adverbs (bijwoorden)
  • Wat hebben we vorige week gedaan ?
  • Vergrotende en Overtreffende trap  - Wat is de belangrijkste regel voor vergrotende en overtreffende trap?
  • -er of -est achter het woord zetten of als het woord heel lang is dan more en most voor het woord zetten.
  • Wat gaan we nu doen ?
  • Bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden - theorie 
  • Quiz vragen
  • Klas splitsen in A en B groep
  • Huiswerk voor volgende week (week 41)
1 / 26
next
Slide 1: Slide
EngelsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Lesson 2B - adjectives (bijvoeglijke naamwoorden) en adverbs (bijwoorden)
  • Wat hebben we vorige week gedaan ?
  • Vergrotende en Overtreffende trap  - Wat is de belangrijkste regel voor vergrotende en overtreffende trap?
  • -er of -est achter het woord zetten of als het woord heel lang is dan more en most voor het woord zetten.
  • Wat gaan we nu doen ?
  • Bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden - theorie 
  • Quiz vragen
  • Klas splitsen in A en B groep
  • Huiswerk voor volgende week (week 41)

Slide 1 - Slide

Adjectives = Bijvoeglijk naamwoord
- Zeggen iets over een zelfstandig naamwoord
   the careful driver, the angry teacher, a beautiful dress
- Soms heeft het bijvoeglijk naamwoord  twee vormen: 
   This job is boring / interesting / tiring / annoying (= over ding)
   a boring radio programme, a tiring exercise
   I am bored / interested / tired / annoyed (= over persoon)
   a bored child, a tired grandfather, an annoyed mum

Slide 2 - Slide

Adverbs = Bijwoorden
- Bijwoorden
- Zeggen iets over werkwoorden, bijvoegelijke naamwoorden, 
  en
andere bijwoorden (alles behalve zelfstandige naamwoorden)
    she drove carefully, it rained heavily, My brother is a tremendously careful driver,  incredibly quickly, a surprisingly easy task.
- Adverbs maak je meestal door -ly achter het bijvoeglijk naamwoord te 
   zetten  (quick > quickly, careful > carefully, let op happy > happily)

Slide 3 - Slide

Uitzonderingen
- Je gebruikt ook adjectives (bijv. nw)  i.p.v. adverbs (bijwoorden) bij de volgende werkwoorden: 
   be /get/ grow/ seem/ feel / look / taste / sound / smell / turn/ become
   I am tired, she is hungry, you look tired, you smell nice
- Een aantal adverbs maak je niet met -ly: 
   good > well          the good (bijv. nw) dog, you did well (bijwoord)
   fast > fast             the fast (bijv. nw) car, he ran fast (bijwoord)                
   hard > hard          the hard  (bijv. nw) test, he tried hard    (bijwoord)      

Slide 4 - Slide

1. Jason stays in shape by playing tennis ...
A
regular
B
regularly

Slide 5 - Quiz

2. You shouldn't go up that ladder. It doesn't seem ...
A
safe
B
safely

Slide 6 - Quiz

3. Everything was really quiet. There was ... silence.
A
complete
B
completely

Slide 7 - Quiz

4. Jason speaks English very ...
A
good
B
well

Slide 8 - Quiz

5. I tried on the shoes and they fit me ...
A
perfect
B
perfectly

Slide 9 - Quiz

6. I tried really ... to remember his name, but I couldn't.
A
hard
B
hardly

Slide 10 - Quiz

7. Our team lost the game because we played very ...
A
bad
B
badly

Slide 11 - Quiz

8. The bus driver was ... injured.
A
serious
B
seriously

Slide 12 - Quiz

9. Kevin is ... clever.
A
extreme
B
extremely

Slide 13 - Quiz

10. This hamburger tastes ... ! What's in it?
A
awful
B
awfully

Slide 14 - Quiz

11. You shouldn't speak so ... I can't understand you.
A
fast
B
fastly

Slide 15 - Quiz

12. You can ... do this if you put some effort into it.
A
easy
B
easily

Slide 16 - Quiz

13. Jack is ... upset about losing his phone
A
terrible
B
terribly

Slide 17 - Quiz

14. Robin looks so ... What's the matter with him?
A
sad
B
sadly

Slide 18 - Quiz

15. Be ... with this glass of milk. It's really hot.
A
careful
B
carefully

Slide 19 - Quiz

16. Maria opened her present ...
A
slow
B
slowly

Slide 20 - Quiz

17. She worked really ... to pass the test.
A
hard
B
hardly

Slide 21 - Quiz

18. He was expelled because he was extremely ... to one of his teachers.
A
impolite
B
impolitely

Slide 22 - Quiz

19. Can you speak more ..., please?
A
loud
B
loudly

Slide 23 - Quiz

20. It's ... cold today. You should really wear a sweater today.
A
awful
B
awfully

Slide 24 - Quiz

Homework week 41 (5 October - 11 October)
Schrijf op in je planner:
A2 groep   
  • Doe Taalblokken – Engels – MBO 4 – A2 – Chapter4- Les 1 & 3 Reading & Listening
  • Lees door Nu Beter Engels grammatica - bezit
B1 groep 
  • Doe Taalblokken - Engels - MBO 4 -B1 - Chapter 1 All Sorts of Texts - Reading and Listening
  • Lees door Nu Beter Engels grammatica - bezit

Slide 25 - Slide

Homework week 40 ( 28 Sept - 4 October 2020)
Schrijf op in je planner:
A2 groep   
  • Taalblokken – Engels – MBO 4 – A2 – Chapter 4 Reading & Listening + Nu Beter Engels grammatica twijfelwoorden 
B1 groep 
  • Doe Taalblokken - Engels - MBO 4 -B1 - Chapter 1 All sorts of texts - Reading and Listening
  • Lees door Nu Beter Engels grammatica - twijfelwoorden

Slide 26 - Slide