wk 51

Maandag 16 december - G3b
Tweede uur:
Herhalen tekststructuren
Aan de slag!

Vijfde uur:
Soorten argumenten Blok 4
Aan de slag!


1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Maandag 16 december - G3b
Tweede uur:
Herhalen tekststructuren
Aan de slag!

Vijfde uur:
Soorten argumenten Blok 4
Aan de slag!


Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Voordelen-en-nadelen-structuur
Inleiding: Is het wel verstandig om een griepprik te halen?

Middenstuk: voor- en nadelen
Voordeel: het is gratis
Nadeel: bacteriën kunnen resistent worden en zo kan er een nieuwe vorm van de griep worden ontwikkeld

Slot: gelet op het nadeel is het voor mij niet verstandig om een griepprik te halen

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Aan de slag!
Zelf nakijken opdr. 3 (blz. 88) en opdr. 3 (blz. 133)

Antwoorden opdr. 3 (blz. 88)
1 verschijnsel-en-verklaringstructuur. Het verschijnsel is reactie bij boosheid. In de rest van de tekst wordt dit verschijnsel verklaard.
2 Ja, de tekststructuur is hetzelfde. Het verschijnsel is het impulsieve en dwarse gedrag van pubers. In de rest van de tekst wordt dit gedrag verklaard (en de misvattingen daarover worden weerlegd).

Antwoorden opdr. 3 (blz. 133)
1 a Bij tekst 5 past het best de tekststructuur bewering-en-argumentstructuur.
b De schrijver van tekst 5 beweert dat de profielkeuze niet nodig is en geeft hiervoor in de alinea’s 3 tot en met 5 zijn argumenten.
2 a probleem-en-oplossingsstructuur
b In de tekst wordt het probleem van de energiebronnen voor de toekomst behandeld. Dit probleem wordt in de eerste alinea’s genoemd. Ook noemen de schrijvers diverse oplossingen. In het slot geven de schrijvers een aanbeveling voor een oplossing.

Slide 8 - Slide

Einde van deze les

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide


Soort argument?
A
feitelijk argument
B
ervaringsargument
C
gezagsargument
D
vergelijkingsargument

Slide 11 - Quiz

‘Uitlekken NIET NODIG’
Soort argument?
A
moreel argument
B
veronderstelling/vermoeden
C
emotioneel argument
D
Nut of (on)gewenst gevolg

Slide 12 - Quiz

”Als Van Gaal zegt dat die speler zijn geld waar is, dan moet hij wel goed zijn.”
A
emotioneel argument
B
feitelijk argument
C
gezagsargument
D
ervaringsargument

Slide 13 - Quiz


Soort argument?
A
moreel argument
B
vergelijkingsargument
C
ervaringsargument
D
feitelijk argument

Slide 14 - Quiz

Carglass: “Een sterretje
kan een barst worden.”
A
vergelijkingsargument
B
ervaringsargument
C
moreel argument
D
emotioneel argument

Slide 15 - Quiz

Soort argument?
A
ervaringsargument
B
gezagsargument
C
feitelijk argument
D
emotioneel argument

Slide 16 - Quiz

"Laat dat maar staan, want dat soort vlees mag ik van mijn geloof niet eten."
A
veronderstelling/vermoeden
B
emotioneel argument
C
moreel argument
D
gezagsargument

Slide 17 - Quiz

'Ik kon me goed inleven in het verhaal: elke keer als de hoofdpersoon verdrietig was, werd ik zelf ook een beetje verdrietig.'

Wat voor soort argument is dit?
A
gezagsargument
B
emotioneel argument
C
moreel argument

Slide 18 - Quiz

"NRC geeft het nieuwe boek van Griek op de Beeck vier sterren. Dan zal het dus wel een goed boek zijn."
A
gezagsargument
B
nut of (on)gewenst gevolg
C
vergelijkingsargument
D
moreel argument

Slide 19 - Quiz

Einde van deze les

Slide 20 - Slide