BS 12.3 - De lever

De lever
Korte herhaling
De lever
Check
Huiswerk
1 / 33
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

De lever
Korte herhaling
De lever
Check
Huiswerk

Slide 1 - Slide

Ademhaling

Slide 2 - Slide

Als je maximaal uitademt, dus zo ver je kan de lucht uit je longen weg te blazen, blijft er altijd een hoeveelheid lucht achter in de luchtwegen.
Hoe wordt deze hoeveelheid lucht genoemd?
Maak eventueel gebruik van BINAS 83-B
A
ademvolume
B
vitale capaciteit
C
restvolume
D
uitademingsreserve- volume

Slide 3 - Quiz

Verbranding
Verbranding

Slide 4 - Slide

C6H12O6 + 6O2           6H2O + 6CO2
         Energie 
Verbranding

Slide 5 - Slide

glucose
C6 H12 O6
C=koolstof
H=waterstof
O=zuurstof

Wordt H2O en CO2

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Koolstofdioxide 
aantonen
Helder kalkwater
               +
koolstofdioxide
                 =
troebel kalkwater

rietje in kalkwater

Slide 8 - Slide

De pO₂-verzadigingscurve van hemoglobine
Binas 83D

Slide 9 - Slide

Inademen
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Lucht stroomt naar binnen
Longvolume wordt groter
Borstholte wordt groter
Middenrif beweegt omlaag

Slide 10 - Drag question

Uitademen
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Lucht stroomt naar buiten
Longvolume wordt kleiner
Borstholte wordt kleiner
Middenrif ontspant

Slide 11 - Drag question

5.3    De lever
Voorkennisvragen:
1. Welke taken van de lever kun je al benoemen?
2. Hoe heet de ader die van de darmen naar de lever toe loopt?
3. Noem 1 reden waarom de ader van de darmen naar de lever gaat?

Slide 12 - Slide

Waar komt gal uit de galblaas terecht?
A
12-vingerige darm
B
Dunne darm
C
Blinde darm
D
Dikke darm

Slide 13 - Quiz

nier
long
maag
lever
hart
darm

Slide 14 - Drag question

Juist of onjuist:

Bij een te hoge concentratie glucose in het bloed maakt de lever insuline aan
A
juist
B
onjuist

Slide 15 - Quiz

Leerdoelen

Je kunt de bouw, werking en functies van de lever beschrijven.

Je kunt uitleggen hoe het interne milieu min of meer constant wordt gehouden door de lever.

Slide 16 - Slide

Functies van de lever
Vorming van gal
Homeostase
ammoniak.
o.a. niet essentiele vetzuren.
Overtollige aminozuren afbreken tot ammoniak

Slide 17 - Slide

De homeostase
De lever voert controle uit op de samenstelling van het bloedplasma.
De lever zet stoffen om en door opslag en uitscheiding van stoffen zorgt het voor het interne mileu.

Slide 18 - Slide

Emulgeren van vetten

De lever produceert gal
Het bevat onder andere water en galzuren
Opgeslagen in de galblaas
Het emulgeert vetten en oliën


Slide 19 - Slide

Afbraak van bloedcellen
De lever breekt oude en beschadigde rode bloedcellen af 

Hemoglobine wordt afgebroken, ijzer wordt opgeslagen de rest wordt bilirubine.

Bilirubine wordt via de galwegen uitgescheiden
(geeft de bruine kleur aan de ontlasting)

Slide 20 - Slide

Koolhydraat stofwisseling

  • De lever kan het glucosegehalte in het bloed beïnvloeden
  • Door glucose om te zetten naar glycogeen en op te slaan (m.b.v. insuline)
  • Of door glycogeen om te zetten naar glucose (m.b.v. glucagon)

Slide 21 - Slide

Eiwitstofwisseling
De lever produceert eiwitten uit aminozuren die zijn opgenomen in de dunne darm

Het afbreken van overtollige aminozuren:
1. de stikstofgroep wordt afgesplitst en omgezet in ammoniak
2. Ammoniak wordt omgezet in ureum
3. Ureum wordt afgegeven aan het bloed en door de nieren uitgescheden

Slide 22 - Slide

Vetstofwisseling

Niet essentiële verzuren worden gevormd uit andere vetzuren, aminozuren, of monosachariden zoals glucose.

Een klein deel vet wordt in de lever opgeslagen

Slide 23 - Slide

Gifstoffen
De lever heeft een ontgiftende werking.



Gifstoffen worden door de lever uit het bloed gehaald
en onwerkzaam gemaakt.


Een deel van de onwerkzaam gemaakte stoffen wordt
door de nieren uitgescheiden.


Slide 24 - Slide

De bouw van de lever
Een leverlobje is zeshoekig en 1 mm in doorsnee. (naast elkaar zoals bij Kolonisten)
Op de hoekpunten van het leverlobje zitten aftakkingen van de leverslagader, de poortader en de galgang.
In het midden zit de aftakking van de leverader

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

glucagon/insuline
  • Te weinig glucose in je bloed
  • ->alvleesklier maakt glucagon.
  • Glucosegehalte gaat omhoog

  • Te veel glucose:
  • -> alvleesklier maakt insuline
  • glucosegehalte daalt

Slide 27 - Slide

Insuline
Glucagon

Slide 28 - Drag question

Het glucosegehalte in bloedvat 1 is gemiddeld hoger dan dat in 2 en 3.
Het ureumgehalte in bloedvat 2 is gemiddeld hoger dan dat in 1 en 3.
A
1 = leverader, 2 = leverslagader, 3 = poortader
B
1 = leverader, 2 = poortader, 3 = leverslagader
C
1 = poortader, 2 = leverader, 3 = leverslagader
D
1 = poortader, 2 = leverader, 3 = leverslagader

Slide 29 - Quiz


In de lever wordt glucose omgezet in glycogeen. Het glycogeen wordt opgeslagen en kan na omzetting in glucose aan het bloed worden afgegeven. In de afbeelding zie je een gedeelte van een leverlobje. De sterkste schommelingen van de glucoseconcentratie kunnen plaatsvinden in

A
De leverader
B
De leverslagader
C
De poortader

Slide 30 - Quiz

De lever zet ammoniak om in ureum. In de afbeelding zie je een gedeelte van een leverlobje.

In welk bloedvat tref je de hoogste concentratie ureum aan?

A
De leverader
B
De leverslagader
C
De poortader

Slide 31 - Quiz

Welke opmerking over leverlobjes is juist?

A
Bloed stroomt van de hoeken naar het midden
B
Bloed stroomt van het midden naar de hoekpunten
C
geproduceerd gal wordt afgegeven aan de leverader
D
Galgangen voeren gal AAN

Slide 32 - Quiz

Aan de slag
Maak opdracht 26, 27, 28 en 30

Slide 33 - Slide