Formuleren H6

Formuleren
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Formuleren

Slide 1 - Slide

Boekdoosopdracht
A. Maak een twee- of drietal en geef dit door aan je docent. Lees samen hetzelfde boek van de Jonge Jury. 
B. De boekdoos
- schoenendoos met deksel
- versier de doos functioneel
- schrijf op de onderkant je naam en klas
- typ een korte samenvatting (275 - 300 woorden)
- onder de samenvatting typ je jouw mening over het boek in 45-50 woorden
- samenvatting en mening plak je in de deksel van de doos
C. 10 voorwerpen, die een rol spelen in het boek, stop je in de boekdoos
- aan elk voorwerp bind je een kaartje met uitleg en een citaat uit het boek incl. bladzijdenummer
D. Per persoon een reflectieformulier invullen en in de boekdoos stoppen.




Slide 2 - Slide

Lesdoel
Ik kan/weet:
  • de regels voor het gebruik van de verwijswoorden hun/hen, dat/wat en waarmee/met wie.

Slide 3 - Slide

Verwijswoorden
Deze, die, dit, dat, hij, zij, het, ze, hem, haar, hen en hun.

Verwijswoorden verwijzen meestal 
  • naar een (zelfstandig naam)woord dat al eerder genoemd is of 
  • naar een (zelfstandig naam)woord dat nog genoemd gaat worden.

Slide 4 - Slide

Naar zelfstandig naamwoorden
verwijs je met:
en:
mannelijk enkelvoud
hij, hem, zijn
deze, die
vrouwelijk enkelvoud
zij, ze, haar
deze, die
onzijdig
enkelvoud
het, zijn
dit, dat
meervoud
zij, ze, hen, hun
deze, die

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Hen/hun
Hen: lijdend voorwerp (lv) en na een voorzetsel (vz)
Hun: meewerkend voorwerp (mv) zonder voorzetsel (vz)

Slide 7 - Slide

Voorbeeld
Je moet hun vragen of ze ook komen.
Je moet aan hen vragen of ze ook komen.

Slide 8 - Slide

Dat / wat
Wat - als je verwijst naar het woord/de woorden:
  1. dat, datgene
  2. alles, iets, niet, het enige
  3. een overtreffende trap
  4. een hele zin

Slide 9 - Slide

Voorbeeld
  1. Dat wat ik niet vergeten ben, zal ik noteren.
  2. Alles wat hij wist, schreef hij op.
  3. Het mooiste wat ik gelezen heb, zal ik je vertellen.
  4. Hij zei toen iets totaal anders, wat me irriteerde.

Slide 10 - Slide

Daarmee/Waarmee / met wie
Daar+vz / waar+vz: verwijzing naar dieren en dingen

Vz+wie: verwijzing naar mensen

Slide 11 - Slide

Opdracht
Ga naar Nieuw Nederlands online - planning - maak alle opdrachten die klaarstaan bij H6 formuleren.

Heb je deze opdrachten af? Maak dan de nog openstaande opdrachten van H4.
timer
15:00

Slide 12 - Slide

Huiswerk
Afmaken opdrachten H6
(donderdag 20-01 af)

Toets formuleren H1 t/m H4 + H6
Dinsdag 25-01

Slide 13 - Slide