Samenvatting

Hoofdstuk 4
Zouten uit zee
1 / 34
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 34 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 4
Zouten uit zee

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Kristalstructuren

Slide 3 - Slide

Tabel 65A
Tabel 65A

Slide 4 - Slide

Tabel 65B

Slide 5 - Slide

Tabel 65B

Slide 6 - Slide

Electrolyse v/e zout oplossing

Slide 7 - Slide

ion ladingen

Slide 8 - Slide

Wat is de formule van het ethanoaat ion?
Vraag

Slide 9 - Slide

Ethanoaat ion

Slide 10 - Slide

Oplosbaarheid zouten 1

Slide 11 - Slide

Oplosbaarheid zouten 2

Slide 12 - Slide

Uit je hoofd leren!!

Slide 13 - Slide

Oplossen van een zout

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Welke ionen zitten altijd in goed oplosbare zouten?
Vraag.

Slide 16 - Slide

Ionen in goed oplosbare zouten
Natrium
Kalium
Ammonium
Nitraat

Slide 17 - Slide

Oplossen van een zout

Slide 18 - Slide

Indampen van een zout

Slide 19 - Slide

Neerslagreacties

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

ion soort aantonen

Slide 22 - Slide

Met welke zout oplossing kun je chloride ionen aantonen?
Vraag.

Slide 23 - Slide

Chloride ionen aantonen.
• Zilvernitraat
• Kwik (I) nitraat

Slide 24 - Slide

ion soort vewijderen

Slide 25 - Slide

Een zout maken

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Een leerling heeft een potje met daarin een witte vaste stof. Het potje kan de zouten natriumchloride, bariumsulfaat, zilvernitraat, bariumnitraat, loodnitraat of kopersulfaat bevatten. 

• Beschrijf een methode om na te gaan welke stof in het potje zit..
• Geef in de juiste volgorde de vergelijkingen van all reacties die bij dit
   onderzoek kunnen verlopen.



Slide 30 - Slide

Je krijgt zes potjes met daarin vaste stoffen. Helaas zijn de etiketten verdwenen, zodat je niet meer weet welke stof in welk potje zit. Je weet nog wel dat het om de stoffen calciumsulfiet, bariumhydroxide, natriumcarbonaat, kopernitraat, zinkchloride en kaliumsulfaat. Verder heb je nog twee potjes waar het etiket nog op zit. Dit zijn de stoffen ijzer(II)nitraat en natriumsulfaat.
• Beschrijf precies wat je moet doen om in het scheikundelokaal te bepalen       welke onbekende stof in welk potje zit.
• Geef de vergelijkingen van alle reacties die bij je onderzoek verlopen.

Slide 31 - Slide

Een leerling krijgt voor een practicumopdracht een mengsel van de vaste stoffen magnesiumsulfaat en magnesiumchloride. Hij moet de aanwezigheid van beide negatieve ionsoorten aantonen door middel van een neerslagreactie.
  • Beschrijf precies wat je moet doen om de twee negatieve ionsoorten aan te tonen. 
  • Geef de vergelijkingen van alle reacties die bij je onderzoek verlopen.

Slide 32 - Slide

Welke twee zout oplossingen moet je samenvoegen om calciumfosfaat te maken?
Vraag.

Slide 33 - Slide

Calciumfosfaat
1. Calciumnitraat
2. Natriumfosfaat of kaliumfosfaat of ammoniumfosfaat

Slide 34 - Slide