Wat? 4.4 maken, opdrachten 2, 4, 6 t/m 9, 11 en 12 (blz. 126 t/m 129)
4.5 maken, opdrachten 1 t/m 2, 5 t/m 7, 9, 12 t/m 13 (blz. 130 t/m 133)
Met wie? Zachtjes overleggen met buurman of -vrouw.
Vragen? Hand opsteken, docent komt helpen.
Klaar? Laat nakijken door docent.