What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
3K - Cursus Spelling - Herhaling leerjaar 2K
§1
Herhaling leerjaar 2
Voordat we beginnen:
Pak je leesboek. We starten de
les met 10 minuten stillezen
WELKOM
3KDZ
timer
10:00
1 / 46
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 2
This lesson contains
46 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
1 video
.
Lesson duration is:
45 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
§1
Herhaling leerjaar 2
Voordat we beginnen:
Pak je leesboek. We starten de
les met 10 minuten stillezen
WELKOM
3KDZ
timer
10:00
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Planning
Uitleg werkwoordspelling
Zelfstandig met de oefeningen aan de slag
P L A N N I N G
Cursus 7 - Spelling
1.
Lesdoel
2. Starten met Cursus 7: Spelling
3. Video: belang van Spelling
4. Herhaling, herhaling, herhaling
5. Online opdrachten maken
Slide 3 - Slide
Je kent
de spellingsregels
die je hebt geleerd in leerjaar 2.
Lesdoelen
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Video
Wat vind jij?
Gewoon spellen zoals je het hoort: goet, hont & kompjoeter
Spellen volgens de officiële taalregels
Slide 6 - Poll
Herhaling
Spelling van:
hoofdletters, leestekens, het bijvoeglijk naamwoord, meervouden & verkleinwoorden.
Slide 7 - Slide
Hoofdletters
Slide 8 - Slide
Hoofdletters
Je begint iedere zin met een hoofdletter;
Feestdagen;
Merknamen & bedrijfsnamen;
Namen schrijf je ook met een hoofdletter.
Niet met hoofdletter:
Seizoenen;
Maanden;
Dagen van de week;
Windrichtingen.
Slide 9 - Slide
Welke zin is juist?
A
Op vrijdag 2 September ben ik jarig.
B
op vrijdag 2 september ben ik jarig.
C
Op Vrijdag 2 September ben ik jarig.
D
Op vrijdag twee september ben ik jarig.
Slide 10 - Quiz
Wat schrijf je met hoofdletter?
A
Maanden
B
Dagen
C
Feestdagen
D
Seizoen
Slide 11 - Quiz
Welke zin is juist?
A
Ik krijg les van mevrouw van der Hoek.
B
Ik krijg les van Mevrouw van der Hoek.
C
Ik krijg les van mevrouw Van Der Hoek.
D
Ik krijg les van Mevrouw van Der Hoek.
Slide 12 - Quiz
Komma
Slide 13 - Slide
Komma
Een komma gebruiken we in een aantal gevallen. Wanneer je twee zinnen samenvoegt tot een nieuwe, langere zin. Die komma staat dan:
- Tussen twee persoonsvormen:
Als de zon fel schijnt, moet je je insmeren.
- Voor voegwoorden zoals maar, nadat, omdat, terwijl, want:
Ik ben te laat, omdat ik me heb verslapen.
- Tussen delen van een opsomming:
Mijn buurman werkt op maandag, dinsdag, woensdag en donderdag.
Slide 14 - Slide
Neem de zin over, zet de komma op de juiste plek.
Trek een regenjack aan zodat je droog blijft.
Slide 15 - Open question
Neem de zin over, zet de komma op de juiste plek.
We willen graag een broodje gezond een tosti en een glas melk.
Slide 16 - Open question
Neem de zin over en plaats hoofdletters en een komma.
toen ik met merel naar hilversum ging zagen we thijs
Slide 17 - Open question
Dubbele punt + aanhalingstekens
Slide 18 - Slide
Dubbele punt + aanhalingsteken
Je gebruikt een dubbele punt voor een
aangekondigde opsomming:
Dit zijn mijn favoriete biermerken: Heineken, Affligem en Desperados.
Voor
een citaat
.
Je geeft dan aan dat iemand iets zegt.
Peter zei twijfelachtig: 'Ik weet niet of ik het wel ga redden.'
Let op:
als een citaat vooraan in de zin staat, gebruik je geen dubbele punt.
'Overmorgen ben ik jarig', zei Jasper.
Aanhalingstekens
gebruik je bij een citaat. Let goed op de plaats van deze tekens.
'Vanavond ga ik helemaal niets doen', zei mijn broer.
Slide 19 - Slide
Kan ik je ergens afzetten?, vroeg hij.
De zin mist...
A
Een hoofdletter
B
Een dubbele punt
C
Aanhalingstekens
Slide 20 - Quiz
Neem de zin over en zet de leestekens op de juiste plek.
Hij zei laat maar zien wat je waard bent.
Slide 21 - Open question
Bijvoeglijk naamwoord
Slide 22 - Slide
Bijvoeglijk naamwoord
Geeft extra info (details) over een zelfstandig naamwoord: de zwarte kat, het grote feest.
Let op,
soms moet je:
een -f- in een -v- veranderen:
lief → lieve; naïef → naïeve;
een -s- in een -z- veranderen:
grijs → grijze; serieus → serieuze;
de laatste letter (medeklinker) verdubbelen:
fris → frisse; glad → gladde;
een a, e, o of u (klinker) weghalen:
traag → trage; zuur → zure.
Slide 23 - Slide
Noteer de juiste vorm
Het ... (marmer) aanrecht.
Slide 24 - Open question
Noteer de juiste vorm
De ... (agressief) reactie.
Slide 25 - Open question
Noteer de juiste vorm
De ... (braaf) hond.
Slide 26 - Open question
Noteer de juiste vorm
Het ... (steen) huis.
Slide 27 - Open question
Noteer de juiste vorm
De ... (slim) opmerking.
Slide 28 - Open question
Noteer de juiste vorm
Het ... (vies) vloerkleed.
Slide 29 - Open question
Meervouden
Slide 30 - Slide
Meervouden
Er zijn verschillende manieren waarop je het meervoud van zelfstandige naamwoorden maakt.
Zet -s achter het woord
Bijvoorbeeld: tafel – tafels; speldje – speldjes; vakantie – vakanties.
Meestal moet de -s aan het woord vast.
Gebruik ’s als je het woord verkeerd uitspreekt:
echo – echo’s; kiwi – kiwi’s; oma – oma’s.
Woorden die eindigen op een -y krijgen ’s:
ijslolly – ijslolly’s.
Zet -en achter het woord
Bijvoorbeeld: lamp – lampen; tand – tanden; boek – boeken.
Soms moet je ook iets anders veranderen.
Bijvoorbeeld: boot – boten; mug – muggen; duif – duiven; kaas – kazen.
Slide 31 - Slide
Noteer het meervoud van:
tomaat
Slide 32 - Open question
Noteer het meervoud van:
laars
Slide 33 - Open question
Noteer het meervoud van:
mango
Slide 34 - Open question
Noteer het meervoud van:
route
Slide 35 - Open question
Noteer het meervoud van:
olijf
Slide 36 - Open question
Verkleinwoorden
Slide 37 - Slide
Verkleinwoorden
Een
verkleinwoord
maak je meestal door het achtervoegsel
-je
achter een zelfstandig naamwoord te plakken:
boek-boek
je
, potlood-potlood
je
Soms moet je ook nog iets anders doen:
broer -> broer
tje
raam -> raam
pje
buiging -> buigin
kje
wandeling -> wandeling
etje
zon -> zon
netje
pizza -> pizza
atje
saté -> sate
etje
baby -> baby
'tje
Slide 38 - Slide
Kies het juiste verkleinwoord
A
woningkje
B
woninkje
C
woningetje
Slide 39 - Quiz
Kies het juiste verkleinwoord
A
colaatje
B
cola'tje
C
colatje
D
cola's
Slide 40 - Quiz
Kies het juiste verkleinwoord
A
lollytje
B
lollietje
C
lollyetje
D
lolly'tje
Slide 41 - Quiz
Noteer het verkleinwoord van:
kano
Slide 42 - Open question
Noteer het verkleinwoord van:
jacuzzi
Slide 43 - Open question
Noteer het verkleinwoord van:
kar
Slide 44 - Open question
Noteer het verkleinwoord van:
dvd
Slide 45 - Open question
Opdrachten maken
1. Ga naar de online methode.
2. Kies Cursus 7: Spelling
3. Kies § 1: herhaling leerjaar 2
4. Maak opdracht 1 t/m 6
Klaar?
Verder lezen uit je leesboek.
Slide 46 - Slide
More lessons like this
2BK - Cursus Spelling - Herhalingsles §1 t/m 7
November 2024
- Lesson with
42 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 2
Herhalen blok 1 t/m 6
March 2023
- Lesson with
50 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 3
Spelling Leestekens en Meervoud M3e
January 2023
- Lesson with
49 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
Spelling §1 herhaling leerjaar 1
November 2024
- Lesson with
12 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
7.7 Verkleinwoorden
September 2024
- Lesson with
22 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 2
Oefentoets Spelling
March 2024
- Lesson with
34 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 2
Cursus Spelling, paragraaf 1 t/m 5
December 2024
- Lesson with
15 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1
Les 17 spelling - 21 december 2023 7e uur
October 2024
- Lesson with
44 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1