What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
2BK - Cursus Spelling - Herhalingsles §1 t/m 7
Log alvast in op LessonUp
(de code staat linksonder in beeld).
§1 t/m 7
Herhalingsles
Voordat we beginnen:
WELKOM
2BK
1 / 42
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 2
This lesson contains
42 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
45 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Log alvast in op LessonUp
(de code staat linksonder in beeld).
§1 t/m 7
Herhalingsles
Voordat we beginnen:
WELKOM
2BK
Slide 1 - Slide
Planning
Uitleg werkwoordspelling
Zelfstandig met de oefeningen aan de slag
P L A N N I N G
Cursus 7 - Spelling
1.
Lesdoelen
2. SO --> volgende week
3. Herhaling paragraaf 1 t/m 7
Slide 2 - Slide
Je weet wanneer de toets en wat je moet leren.
Je kent de spellingsregels die we hebben behandeld in paragraaf 1 t/m 7
Lesdoelen
Slide 3 - Slide
Toets?
Volgende week dinsdag 3 december
Kennen/Leren
--> Cursus 7: Spelling paragraaf 1 t/m 7
Hoofdletters, komma, bijvoeglijk naamwoord, meervouden & verkleinwoorden.
Extra alleen voor kader:
dubbele punt & aanhalingstekens
Slide 4 - Slide
Hoofdletters
Slide 5 - Slide
Hoofdletters
Je begint iedere zin met een hoofdletter;
Feestdagen;
Merknamen & bedrijfsnamen;
Namen schrijf je ook met een hoofdletter.
Niet met hoofdletter:
Seizoenen;
Maanden;
Dagen van de week;
Windrichtingen.
Slide 6 - Slide
Welke zin is juist?
A
Op vrijdag 2 September ben ik jarig.
B
op vrijdag 2 september ben ik jarig.
C
Op Vrijdag 2 September ben ik jarig.
D
Op vrijdag twee september ben ik jarig.
Slide 7 - Quiz
Wat schrijf je met hoofdletter?
A
Maanden
B
Dagen
C
Feestdagen
D
Seizoen
Slide 8 - Quiz
Welke zin is juist?
A
Ik krijg les van mevrouw van der Hoek.
B
Ik krijg les van Mevrouw van der Hoek.
C
Ik krijg les van mevrouw Van Der Hoek.
D
Ik krijg les van Mevrouw van Der Hoek.
Slide 9 - Quiz
Komma
Slide 10 - Slide
Komma
Een komma gebruiken we in een aantal gevallen. Wanneer je twee zinnen samenvoegt tot een nieuwe, langere zin. Die komma staat dan:
- Tussen twee persoonsvormen:
Als de zon fel schijnt, moet je je insmeren.
- Voor voegwoorden zoals maar, nadat, omdat, terwijl, want:
Ik ben te laat, omdat ik me heb verslapen.
- Tussen delen van een opsomming:
Mijn buurman werkt op maandag, dinsdag, woensdag en donderdag.
Slide 11 - Slide
Neem de zin over, zet de komma op de juiste plek.
Trek een regenjack aan zodat je droog blijft.
Slide 12 - Open question
Neem de zin over, zet de komma op de juiste plek.
We willen graag een broodje gezond een tosti en een glas melk.
Slide 13 - Open question
Neem de zin over en plaats hoofdletters en een komma.
toen ik met merel naar hilversum ging zagen we thijs
Slide 14 - Open question
Dubbele punt + aanhalingstekens
Slide 15 - Slide
Dubbele punt + aanhalingsteken
Je gebruikt een dubbele punt voor een
aangekondigde opsomming:
Dit zijn mijn favoriete biermerken: Heineken, Affligem en Desperados.
Voor
een citaat
.
Je geeft dan aan dat iemand iets zegt.
Peter zei twijfelachtig: 'Ik weet niet of ik het wel ga redden.'
Let op:
als een citaat vooraan in de zin staat, gebruik je geen dubbele punt.
'Overmorgen ben ik jarig', zei Jasper.
Aanhalingstekens
gebruik je bij een citaat. Let goed op de plaats van deze tekens.
'Vanavond ga ik helemaal niets doen', zei mijn broer.
Slide 16 - Slide
Kan ik je ergens afzetten?, vroeg hij.
De zin mist...
A
Een hoofdletter
B
Een dubbele punt
C
Aanhalingstekens
Slide 17 - Quiz
Neem de zin over en zet de leestekens op de juiste plek.
Hij zei laat maar zien wat je waard bent.
Slide 18 - Open question
Bijvoeglijk naamwoord
Slide 19 - Slide
Bijvoeglijk naamwoord
Geeft extra info (details) over een zelfstandig naamwoord: de zwarte kat, het grote feest.
Let op,
soms moet je:
een -f- in een -v- veranderen:
lief → lieve; naïef → naïeve;
een -s- in een -z- veranderen:
grijs → grijze; serieus → serieuze;
de laatste letter (medeklinker) verdubbelen:
fris → frisse; glad → gladde;
een a, e, o of u (klinker) weghalen:
traag → trage; zuur → zure.
Slide 20 - Slide
Noteer de juiste vorm
Het ... (marmer) aanrecht.
Slide 21 - Open question
Noteer de juiste vorm
De ... (agressief) reactie.
Slide 22 - Open question
Noteer de juiste vorm
De ... (braaf) hond.
Slide 23 - Open question
Noteer de juiste vorm
Het ... (steen) huis.
Slide 24 - Open question
Noteer de juiste vorm
De ... (slim) opmerking.
Slide 25 - Open question
Noteer de juiste vorm
Het ... (vies) vloerkleed.
Slide 26 - Open question
Meervouden
Slide 27 - Slide
Meervouden
Er zijn verschillende manieren waarop je het meervoud van zelfstandige naamwoorden maakt.
Zet -s achter het woord
Bijvoorbeeld: tafel – tafels; speldje – speldjes; vakantie – vakanties.
Meestal moet de -s aan het woord vast.
Gebruik ’s als je het woord verkeerd uitspreekt:
echo – echo’s; kiwi – kiwi’s; oma – oma’s.
Woorden die eindigen op een -y krijgen ’s:
ijslolly – ijslolly’s.
Zet -en achter het woord
Bijvoorbeeld: lamp – lampen; tand – tanden; boek – boeken.
Soms moet je ook iets anders veranderen.
Bijvoorbeeld: boot – boten; mug – muggen; duif – duiven; kaas – kazen.
Slide 28 - Slide
Noteer het meervoud van:
tomaat
Slide 29 - Open question
Noteer het meervoud van:
laars
Slide 30 - Open question
Noteer het meervoud van:
mango
Slide 31 - Open question
Noteer het meervoud van:
route
Slide 32 - Open question
Noteer het meervoud van:
olijf
Slide 33 - Open question
Verkleinwoorden
Slide 34 - Slide
Verkleinwoorden
Een
verkleinwoord
maak je meestal door het achtervoegsel
-je
achter een zelfstandig naamwoord te plakken:
boek-boek
je
, potlood-potlood
je
Soms moet je ook nog iets anders doen:
broer -> broer
tje
raam -> raam
pje
buiging -> buigin
kje
wandeling -> wandeling
etje
zon -> zon
netje
pizza -> pizza
atje
saté -> sate
etje
baby -> baby
'tje
Slide 35 - Slide
Kies het juiste verkleinwoord
A
woningkje
B
woninkje
C
woningetje
Slide 36 - Quiz
Kies het juiste verkleinwoord
A
colaatje
B
cola'tje
C
colatje
D
cola's
Slide 37 - Quiz
Kies het juiste verkleinwoord
A
lollytje
B
lollietje
C
lollyetje
D
lolly'tje
Slide 38 - Quiz
Noteer het verkleinwoord van:
kano
Slide 39 - Open question
Noteer het verkleinwoord van:
jacuzzi
Slide 40 - Open question
Noteer het verkleinwoord van:
kar
Slide 41 - Open question
Noteer het verkleinwoord van:
dvd
Slide 42 - Open question
More lessons like this
Spelling Leestekens en Meervoud M3e
January 2023
- Lesson with
49 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
Oefentoets Spelling
March 2024
- Lesson with
34 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 2
17.03 - h3 - Hoofdletters
March 2021
- Lesson with
26 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Spelling §1 herhaling leerjaar 1
7 days ago
- Lesson with
12 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Herhalen blok 1 t/m 6
March 2023
- Lesson with
50 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 3
Lesstof PW Spelling M3
January 2023
- Lesson with
28 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
Spelling hoofdletters en leestekens
June 2019
- Lesson with
33 slides
Steunles spelling
Middelbare school
vmbo, mavo
Leerjaar 1
Spelling: meervouden en verkleinwoorden
October 2020
- Lesson with
44 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3