Unité 2 - Grammaire II (bezittelijk voornaamwoord)

H1 le jeudi 27 november 2024
1 / 28
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

H1 le jeudi 27 november 2024

Slide 1 - Slide

H1B
Darren
Kenzo
Lucas
Brent
Sienna
Alexandra
Nicole
Melayla
Fienne
Maura
Colin
Livia
Isha
Seraphine
Lindsey
Olivier- 
Shreyas
Marly
Lina
Yara
Julian
Joey
Giuliano
Bas
Docent

Slide 2 - Slide

H1A
Damian
Mick
Tijn
Noah
Keano
Roos
Caithlynn
Fynn
Seppe
Musa
Ravel
Chloé
Alice
Kayleigh
Carlijn
Isaiah
Luca
Hesselina
Evy
Ayden
Ian
Sienna
Lisa
Britte
Docent

Slide 3 - Slide

H1C
Levi
Vinne
Dent
Arlain
Jayson
Cédric
Elin
Jaivy
Sem
Alicia
Kirsten
Kim
Fredrique
Denver
Evi
Eva
Suus
Kiara
Elijah
Milan
Iris
Mats
Nathaniel
Docent

Slide 4 - Slide

Programme
  1. Herhaling van het werkwoord "avoir" ("hebben").
  2. Uitleg en aantekeningen over bezittelijke voornaamwoorden.
  3. Aan de slag: Oefeningen en praktische toepassingen.

Slide 5 - Slide

Leerdoel: 
- Aan het einde van de les kan ik bezittelijke voornaamwoorden correct gebruiken in Franse zinnen.


Slide 6 - Slide

Devoirs
  • 8BCD, 9B, 10
  • Apprendre 2 en avoir

    Y a-t-il des questions ? 

Slide 7 - Slide

Exercice
Vul de juiste vertaling in.


  1. .............................un nouveau jean. (Ik heb)
  2. ......................un portemonnaie bleu ? (U heeft)
  3.  ............................un joli T-shirt. (Rose en Anna hebben)
  4.  .............................un passeport. (Mijn opa heeft)
  5.  ...............................dix-huit ans. (Wij hebben)







Slide 8 - Slide

Exercice
Vul de juiste vertaling in.


  1.   J'ai un nouveau jean. (Ik heb)
  2. vous avez un portemonnaie bleu ? (U heeft)
  3.  Rose et Anna (elles) ont un joli T-shirt. (Rose en Anna hebben)
  4.  Mon grand-père a un passeport. (Mijn opa heeft)
  5. Nous avons dix-huit ans. (Wij hebben)







Slide 9 - Slide

Focusleren
Apprendre 5 blz 70
timer
5:00

Slide 10 - Slide

Voorbeelden van het
bezittelijk voornaam-
woord in het NL

Slide 11 - Mind map

Unité 2: het bezittelijk voornaamwoord (1)
Het bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is. 




De vorm hangt af van het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort.  
BV: Max is mijn broer - Max est mon frère (m.ev)
       Maxime is mijn zus - Maxime est ma soeur (v.ev)

Slide 12 - Slide

Unité 2: het bezittelijk voornaamwoord (2)
Let op: als het znw vrouwelijk is en begint met een klinker/ stomme h, gebruik dan de mannelijk vorm (mon,ton,son)

BV: Mijn vriendin heet Marie - Mon amie s'appelle Marie 
                                                               DUS NIET: ma amie s'appelle Marie 
mijn adres  : wel : mon adresse  ---Dus niet  ma adresse 

Slide 13 - Slide

Hoe onthoud je deze woorden?
mijn                          = mon-ma-mes
jouw   (jij=tu)         = ton-ta-tes          
zijn/haar   (z/s)     = son-sa-ses         

Meervoudswoorden eindigen op een -s.

Slide 14 - Slide

Kies het juiste bezittelijk voornaamwoord waarbij je de volgende stappen aanhoudt:
stap 1: welke rij heb je nodig in het Frans?
stap 2: is het zn meervoud?
stap 3: zo ja, noteer je antwoord
stap 4: begint met klinker/stomme H, dan is het mannelijk 
stap 5: zo nee, bepaal mannelijk/vrouwelijk
stap 6: kies je antwoord
(jouw) parents
(mijn) prof
(haar) soeurs
(haar) cousine

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Welke drie vertalingen zijn er in het Frans voor 'mijn'?

Slide 17 - Open question

Welke drie vertalingen zijn er in het Frans voor 'zijn/haar'?

Slide 18 - Open question

Naar welk woord in de zin moeten we kijken om de goede vorm van het bez. vnw. te bepalen?

Slide 19 - Open question

Opdracht: Kies het juiste bezittelijke voornaamwoord (mon, ma, mes, ton, ta, tes, son, sa, ses)

  1. Dit is ___ (mijn nicht).    → C'est ___ 
  2. Waar is ___ (jouw) pen? → Où est ___ stylo?
  3. Hij speelt met ___ (zijn hond).→ Il joue avec ___ .
  4. Zij praat met ___ (haar) vriendin.→ Elle parle avec ___ amie.
  5. Dit zijn ___ (jouw) foto's.→ Ce sont ___ photos.

Slide 20 - Slide

Opdracht: Kies het juiste bezittelijke voornaamwoord (mon, ma, mes, ton, ta, tes, son, sa, ses)

  1. Dit is ___ (mijn) nicht.    → ma  cousine
  2. Waar is ___ (jouw) pen? → Où est ton stylo?
  3. Hij speelt met ___ (zijn) hond.→ Il joue avec son chien.
  4. Zij praat met ___ (haar) vriendin.→ Elle parle avec son amie.
  5. Dit zijn ___ (jouw) foto's.→ Ce sont tes photos.

Slide 21 - Slide

Exercice
Maak ex 16a,b,c,d,e
p. 

Slide 22 - Slide

(Zijn) copine habite à Bordeaux
A
ma
B
sa
C
son
D
mon

Slide 23 - Quiz

(Jouw) ordinateur est sur le bureau?
A
ton
B
mon
C
son
D
ta

Slide 24 - Quiz

(Haar) parents habitent en ville
A
mes
B
tes
C
sa
D
ses

Slide 25 - Quiz

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes:
1. _________ (mijn) père
2. _________ (zijn) mère
        3. _________ (jouw) parents
  4. _________ (haar) école
                 5. _________ (zijn) grande-mère
6. _________ (mijn) amie

timer
5:00

Slide 26 - Slide

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes:
1. _mon____ (mijn) père
2. _sa______ (zijn) mère
   3. tes____ (jouw) parents
 4. son_____ (haar) école
                   5. _sa______  (zijn) grande-mère
6. _mon___(mijn) amie

Slide 27 - Slide

Les devoirs
Faire: ex. 16A t/m D
Apprendre: apprendre 1 t/m 7

Slide 28 - Slide