Unité 2 - Grammaire II (bezittelijk voornaamwoord)

M1 le 29 november 2024
1 / 19
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

M1 le 29 november 2024

Slide 1 - Slide

M1D
Armita
Juna
Sem
Sven
Suze
Naomi
Duko
Misha
Quinn
Jervee
Isaura
Thijmen
Ky-Shawn
Ralph
Anna
Valentina
Lucas
Julien
Samantha
Justin
Megan
Dennis
Docent

Slide 2 - Slide

Programme
  1. Herhaling van apprendre 2 en 4
  2. Uitleg en aantekeningen over bezittelijke voornaamwoorden.
  3. Aan de slag: Oefeningen en praktische toepassingen.

Slide 3 - Slide

Leerdoel: 
- Aan het einde van de les kan ik bezittelijke voornaamwoorden correct gebruiken in Franse zinnen.


Slide 4 - Slide

Focusleren
Apprendre 5 page 66
timer
5:00

Slide 5 - Slide

Voorbeelden van het
bezittelijk voornaam-
woord in het NL

Slide 6 - Mind map

Unité 2: het bezittelijk voornaamwoord (1)
Het bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is. 




De vorm hangt af van het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort.  
BV: Max is mijn broer - Max est mon frère (m.ev)
       Maxime is mijn zus - Maxime est ma soeur (v.ev)

Slide 7 - Slide

Unité 2: het bezittelijk voornaamwoord (2)
Let op: als het znw vrouwelijk is en begint met een klinker/ stomme h, gebruik dan de mannelijk vorm (mon,ton,son)

BV: Mijn vriendin heet Marie - Mon amie s'appelle Marie 
                                                               DUS NIET: ma amie s'appelle Marie 
mijn adres  : wel : mon adresse  ---Dus niet  ma adresse 

Slide 8 - Slide

Hoe onthoud je deze woorden?
mijn                          = mon-ma-mes
jouw   (jij=tu)         = ton-ta-te         
zijn/haar   (z/s)     = son-sa-se        

Meervoudswoorden eindigen op een -s.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Welke drie vertalingen zijn er in het Frans voor 'mijn'?

Slide 11 - Open question

Welke drie vertalingen zijn er in het Frans voor 'zijn/haar'?

Slide 12 - Open question

Naar welk woord in de zin moeten we kijken om de goede vorm van het bez. vnw. te bepalen?

Slide 13 - Open question

(Zijn) copine habite à Bordeaux
A
ma
B
sa
C
son
D
mon

Slide 14 - Quiz

(Jouw) ordinateur est sur le bureau?
A
ton
B
mon
C
son
D
ta

Slide 15 - Quiz

(Haar) parents habitent en ville
A
mes
B
tes
C
sa
D
ses

Slide 16 - Quiz

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes:
1. _________ (mijn) père
2. _________ (zijn) mère
        3. _________ (jouw) parents
  4. _________ (haar) école
                 5. _________ (zijn) grande-mère
6. _________ (mijn) amie

timer
5:00

Slide 17 - Slide

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes:
1. _mon____ (mijn) père
2. _sa______ (zijn) mère
   3. tes____ (jouw) parents
 4. son_____ (haar) école
                   5. _sa______  (zijn) grande-mère
6. _mon___(mijn) amie

Slide 18 - Slide

Les devoirs
Faire: ex. 16A t/m D p. 55
Apprendre: apprendre 1 t/m 7
timer
12:00

Slide 19 - Slide