This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Hoofdstuk 6.3
Oorzaken van armoede
Slide 1 - Slide
Wat betekent in jouw ogen armoede?
Slide 2 - Open question
6.3 (leer deze uit je hoofd!)
Een aantal oorzaken van armoede in ontwikkelingslanden zijn:
Een ongunstig klimaat
Onvruchtbare grond
Gebrek aan kennis
Gebrek aan technologische ontwikkelingen (investeren)
Natuurrampen
Oorlogen
Invoerrechten van andere landen
Armoede
Slide 3 - Slide
6.3
Invoerrechten van de Europese Unie leiden tot:
Minder welvaart in ontwikkelingslanden
Behoud van werkgelegenheid in de EU
Slide 4 - Slide
Hoofdstuk 6.4
De handel in grondstoffen
Slide 5 - Slide
6.4
Vraag & aanbod zorgen voor de totstandkoming van de prijzen:
Als de vraag groter is dan het aanbod > prijs is hoog
Als de vraag kleiner is dan het aanbod > prijs is laag
Monocultuur = een groot deel van de export van een land bestaat uit één grondstof (een land is dan zéér afhankelijk van die grondstof)
Slide 6 - Slide
6.4
Gevolgen van lage exportprijzen:
Ongunstige ruilvoet
Lage lonen
Een lage welvaart
Ruilvoet = de verhouding tussen de gemiddelde exportprijzen en de gemiddelde importprijzen
Een grondstoffenfonds kan de prijs van een grondstof stabiel maken
Slide 7 - Slide
Waarom hebben natuurrampen in ontwikkelingslanden grotere gevolgen dan in westerse landen?
A
De noodhulp komt snel op gang door acties
B
Middelen van bestaan zijn jaren vernield
C
Het maakt de regering niet uit of er een ramp gebeurt
Slide 8 - Quiz
Armoede is vaak onderdeel van een vicieuze cirkel.
Zet de volgende stappen in de goede volgorde zodat een vicieuze cirkel ontstaat. De eerste stap is armoede, wat volgt?
1
2
3
4
5
geen kans op goed werk
geen geld om school te betalen
weinig kennis
geen onderwijs
armoede
Slide 9 - Drag question
Een gebrek aan kennis kan een oorzaak zijn voor armoede.
Aan welke kennis heeft een ontwikkelingsland het meest als het de economie wil ontwikkelen?
A
Ruimtevaart
B
Landbouw
C
Motorvoertuigen
D
Irrigatie
Slide 10 - Quiz
Wat betekent in jouw ogen armoede?
Slide 11 - Open question
Prijzen van producten komen tot stand door verschillende factoren. Vraag en aanbod zijn twee belangrijke factoren.
Welke factor heeft géén invloed op de prijs van een product?
A
Kwaliteit
B
Overheidsmaatregelen
C
Verkooppunt
D
Welvaartsniveau
Slide 12 - Quiz
Wanneer is er sprake van een monocultuur in een land?
A
Als er voornamelijk maar één bevolkingsgroep leeft
B
Als er voornamelijk maar één godsdienst is toegestaan
C
Als er voornamelijk maar één product wordt geproduceerd
D
Als er voornamelijk maar één taal wordt gesproken
Slide 13 - Quiz
Bekijk de grafiek. Een grondstoffenfonds komt in actie als de prijs van een product zo ver afwijkt van het normale prijsniveau dat de opbrengst voor producenten in gevaar komt. Dat kan bij een te lage prijs zijn, maar ook bij een te hoge prijs.
In welk jaar koopt het grondstoffenfonds producten op?
A
2002
B
2006
C
2010
D
2014
Slide 14 - Quiz
Victor en Rolf hebben het over kleding uit Bangladesh. Victor zegt: ‘De kleding uit Bangladesh zorgt voor een monocultuur. Het is hun belangrijkste exportproduct.’ Rolf zegt: ‘Als ze de kwaliteit van die kleding verhogen, kunnen ze hun ruilvoet verbeteren.’ Wie heeft gelijk?