Deviant op weg naar 1F thema 2 spelling en grammatica deel 2
Nederlands
Lidwoorden en zelfstandig naamwoorden
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 1
This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Nederlands
Lidwoorden en zelfstandig naamwoorden
Slide 1 - Slide
Doel:
Aan het einde van deze les:
Weet je welke 3 lidwoorden er zijn
Weet je wat een zelfstandig naamwoord is
Kun je ze allebei herkennen in een zin.
Slide 2 - Slide
Planning
Lezen theorie
Samen oefenen lidwoorden
Samen oefenen zelfstandig naamwoord
Aan de slag
Nakijken en bespreken
Afsluiting en vooruitblik
Slide 3 - Slide
1. Lezen theorie
Pak je boekje erbij. We lezen samen de theorie.
Slide 4 - Slide
2. Samen oefenen lidwoorden
De
Het
Een
Welk van deze 3 kun je altijd gebruiken?
Slide 5 - Slide
Welk lidwoord past voor:
Raam
A
De
B
Het
C
Een
Slide 6 - Quiz
Welk lidwoord past voor:
Opa
A
De
B
Het
C
Een
Slide 7 - Quiz
Welk lidwoord past voor:
Tafel
A
De
B
Het
C
Een
Slide 8 - Quiz
Dus...
1. Er zijn 3 lidwoorden in het Nederlands
2. Het lidwoord "een" kun je altijd gebruiken
Een lidwoord hoort bij een zelfstandig naamwoord......maar wat is dat dan?
Slide 9 - Slide
3. Samen oefenen zelfstandig naamwoorden
Een zelfstandig naamwoord is een woordsoort die mensen, dieren, dingen, (eigen)namen, gebeurtenissen, plaatsen en abstracte zaken zoals gevoelens aanduidt....
Slide 10 - Slide
Maak een foto van een ding dat je aan kunt raken in de klas
Slide 11 - Open question
Zelfstandig naamwoord
Een zelfstandig naamwoord is iets wat je aan kunt raken.
Je kunt er ook een lidwoord voor zetten.
Voorbeeld:
de tafel / een tafel
de stoel / een stoel
de kast / een kast
de computer / een computer
Slide 12 - Slide
Maak een foto van iets in de school waar je doorheen of overheen kunt lopen
Slide 13 - Open question
Zelfstandig naamwoord deel 2
Soms kun je ergens doorheen of overheen lopen.
Bijvoorbeeld: schoolplein en deuropening.
Ook dit zijn zelfstandige naamwoorden.
Je kunt dit checken door er een lidwoord voor te zetten.
Gebruik dan het lidwoord "een"
Slide 14 - Slide
4. Aan de slag
Maak opdracht 3 en 4 uit je boekje
1. Zet een rondje om de lidwoorden
2. Zet een streep onder de zelfstandige naamwoorden