en ben je in staat om deze correct te gebruiken in zinnen.
Slide 2 - Slide
Vertel de leerlingen wat ze aan het einde van de les kunnen verwachten en waarom het belangrijk is om deze woordsoorten te kennen.
Voorkennis
Welke woordsoorten ken jij?
Slide 3 - Slide
Vertel de leerlingen wat ze aan het einde van de les kunnen verwachten en waarom het belangrijk is om deze woordsoorten te kennen.
Lidwoorden
Lidwoorden zijn 'de', 'het' en 'een'.
Ze staan altijd voor een zelfstandig naamwoord.
Slide 4 - Slide
Vraag de leerlingen om voorbeelden te geven van lidwoorden en laat ze deze op het bord schrijven. Bespreek daarna samen waar lidwoorden voor dienen.
Zelfstandige naamwoorden
Zelfstandige naamwoorden zijn woorden
waar je iets bij kunt bedenken.
Bijvoorbeeld: tafel, boek, stoel
Slide 5 - Slide
Vraag de leerlingen om voorbeelden te geven van zelfstandige naamwoorden en laat ze deze op het bord schrijven. Bespreek daarna samen waar zelfstandige naamwoorden voor dienen.
Bijvoeglijke naamwoorden
Bijvoeglijke naamwoorden geven aan hoe iets is.
Bijvoorbeeld: blauwe, mooie, grote
Slide 6 - Slide
Laat de leerlingen bijvoeglijke naamwoorden bedenken die passen bij bepaalde zelfstandige naamwoorden. Bespreek daarna samen waar bijvoeglijke naamwoorden voor dienen.
Werkwoorden
Werkwoorden geven aan wat er gebeurt of wat er wordt gedaan. Bijvoorbeeld: lopen, schrijven, zingen
Slide 7 - Slide
Vraag de leerlingen om voorbeelden te geven van werkwoorden en laat ze deze op het bord schrijven. Bespreek daarna samen waar werkwoorden voor dienen.
Oefening: Lidwoorden
Welk lidwoord hoort er voor de
volgende zelfstandige naamwoorden?
... stoel
... hond
... boek
Slide 8 - Slide
Laat de leerlingen individueel of in groepjes de oefening maken en bespreek daarna de antwoorden klassikaal.
Oefening: Zelfstandige naamwoorden
Welke zelfstandige naamwoorden kun je
bedenken bij de bijvoeglijke naamwoorden?
kleine ...
mooie ...
lekkere ...
Slide 9 - Slide
Laat de leerlingen individueel of in groepjes de oefening maken en bespreek daarna de antwoorden klassikaal.
Oefening: Bijvoeglijke naamwoorden
Welke bijvoeglijke naamwoorden passen
bij de volgende zelfstandige naamwoorden?
... auto
... huis
... meisje
Slide 10 - Slide
Laat de leerlingen individueel of in groepjes de oefening maken en bespreek daarna de antwoorden klassikaal.
Oefening: Werkwoorden
Welke werkwoorden passen bij de volgende zinnen?
Ik ... naar school.
Hij ... een boek.
Zij ... een liedje.
Slide 11 - Slide
Laat de leerlingen individueel of in groepjes de oefening maken en bespreek daarna de antwoorden klassikaal.
Vraag en antwoord
Welke vragen heb je nog over de verschillende woordsoorten?
Slide 12 - Slide
Geef de leerlingen de mogelijkheid om vragen te stellen en beantwoord deze zo goed mogelijk.
Herhaling
Wat zijn de vier verschillende woordsoorten?
Slide 13 - Slide
Vraag de leerlingen om de vier verschillende woordsoorten op te noemen en bespreek daarna kort waar ze voor dienen.
Toepassing
Gebruik de vier verschillende woordsoorten
in een korte tekst over jezelf.
Slide 14 - Slide
Laat de leerlingen individueel of in groepjes een korte tekst schrijven over zichzelf waarin ze de vier verschillende woordsoorten gebruiken. Bespreek daarna enkele teksten klassikaal.
Evaluatie
Wat vond je van deze les?
Wat heb je geleerd?
Wat vond je moeilijk?
Slide 15 - Slide
Geef de leerlingen de mogelijkheid om feedback te geven en bespreek kort wat er goed ging en wat er beter kan.