Les 7 Werkwoorden schrijven

1 / 19
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Startklaar 
       
      
       Pak een wisbordje
       Pak een pen en stift 
       Stop je telefoon in je Zakkie
      
timer
2:30

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Lesdoel van vandaag
Aan het einde van de les kan je werkwoorden herkennen.

Aan het einde van de les weet je hoe je werkwoorden schrijft

Slide 3 - Slide

Leerdoelgericht werken: 
Voor iedere leerling is duidelijk waar er aan gewerkt gaat worden. Docenten geven vanuit deze leerdoelen vorm aan
de inhoud van hun lessen. Om dit voor leerlingen behapbaar te houden wordt alleen het hoognodige aangeboden. Iedere les worden de beoogde leerdoelen kenbaar gemaakt en
worden onderwijsactiviteiten ingezet die moeten leiden tot het beoogde leerdoel. Hierbij wordt gericht ingezet op succeservaringen. Leerdoelen worden vanuit hoge positieve verwachtingen van alle leerlingen geformuleerd en zetten in op succeservaringen. 
In de pauze iedereen zit in de aula. 

Schrijf de zin goed op je wisbordje

Slide 4 - Slide

Voorkennis activeren: 
In iedere les wordt relevante voorkennis geactiveerd aan de hand
van een terugblik-opdracht om zo de mate van stofbeheersing te bepalen en richting te
geven aan de rest van de les. Enkele werkvormen die zich hier mooi voor lenen zijn:
https://toetsrevolutie.nl/?p=2436
Instructie 
Als je een zin schrijft moet je vertellen:
  • Onderwerp (Wie of wat)
  • Werkwoord (wat doet diegene)
  • Wat
  • Waar

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Instructie 
Bijvoorbeeld:

De leerling maakt een moeilijke toets op school.

De leerling = onderwerp
Maakt = werkwoord

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Werkwoorden

Werkwoorden zijn woorden van dingen die je kan doen. 

De jongen zwemt
Het meisje fietst

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Voorbeeld:
  • Kees staat in de aula

  • Wat doet Kees?

  • Hij staat, dus staat is het werkwoord

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Voorbeeld:
  • Jan loopt naar zijn fiets

  • Wat doet Jan?

  • Hij loopt, dus loopt is het werkwoord

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

In het Nederlands staan zinnen vaak in de volgende volgorde:

Onderwerp    +     werkwoord     +     wat               +        waar
De leerling     +     maakt                +     de toets     +        in de klas
Kees                 +     staat                   +                           +         in de aula

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Opdracht:

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Nu samen

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Had je 2 zinnen goed geschreven? Ga dan zelfstandig verder in je werkboekje.

Had je nog geen zinnen goed? Doe dan mee met de docent.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Afsluiting
Het leerdoel was:

Aan het einde van de les kan je werkwoorden herkennen.


Aan het einde van de les weet je hoe je werkwoorden schrijft
Is dit gelukt?

Slide 16 - Slide

In de slotfase van de les controleert de docent of de leerdoelen door alle leerlingen behaald zijn en plaatst de les in de context van de betreffende periode. De docent evalueert samen met de leerlingen de les, het proces en blikt vooruit. 
De vogel vliegt heel snel door de lucht.

Wat is het werkwoord?
A
vogel
B
vliegt
C
snel
D
lucht

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Wat vond je van de afgelopen les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 18 - Poll

This item has no instructions

Welk cijfer zou je mij geven voor deze les?
010

Slide 19 - Poll

This item has no instructions