Les 19 Overtuigen

1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Programma
  • Ophalen kennis over standpunt, argumenten, tegenargumenten en weerleggingen


  • Lesdoel
  • Je weet wat een standpunt is. Ook herken je argumenten in de tekst.
     Je kunt uitleggen wat een weerlegging is en een tegenargument

Slide 2 - Slide

Wat weet je nog?

Slide 3 - Slide

Wat is een standpunt?

Slide 4 - Mind map

Wat zijn argumenten?

Slide 5 - Mind map

Wat zijn feitelijke
argumenten?

Slide 6 - Mind map

Wat zijn waarderende
argumenten?

Slide 7 - Mind map

Wat is een tegenargument?

Slide 8 - Mind map

Wat is een weerlegging?

Slide 9 - Mind map

Wat is een standpunt?
A
Een tegenargument
B
Een waarderend argument
C
Een mening over een onderwerp
D
Een feit dat altijd waar is

Slide 10 - Quiz

Welke uitspraak is een standpunt?
A
Ik vind dat het belangrijk is.
B
De zon is een ster.
C
Het regent vandaag.
D
Het is warm buiten.

Slide 11 - Quiz

Wat is een tegenargument?
A
Een ondersteunend argument
B
Een feitelijk argument
C
Een waarderend argument
D
Een argument dat het standpunt weerlegt

Slide 12 - Quiz

Wat is een weerlegging?
A
een herhaling van je standpunt
B
een tegenargument
C
een ontkrachting van een (tegen)argument
D
een nieuw argument

Slide 13 - Quiz

Wat is een feitelijk argument?
A
Een argument gebaseerd op feiten
B
Een standpunt
C
Een waarderend argument
D
Een mening zonder bewijs

Slide 14 - Quiz

een tegenargument
A
gaat in tegen een argument
B
gaat in tegen een weerlegging
C
gaat in tegen het standpunt
D
gaat in tegen het standpunt en het argument

Slide 15 - Quiz

Wat is een waarderend argument?
A
Een standpunt
B
Een argument dat waardeert of beoordeelt
C
Een tegenargument
D
Een feitelijke uitspraak

Slide 16 - Quiz

Wat is een waarderend argument?
A
Een feit
B
Het waarderend argument geeft aan wat je van iets vindt, of iets ongepast of onwenselijk is of juist mooi.

Slide 17 - Quiz

Standpunt
Standpunt
Argument
Argument
dus
want

Slide 18 - Drag question

Standpunt: 
1ste argument
2de argument

Slide 19 - Drag question

Werkfase
Log in met je eigen loginnaam en wachtwoord
Maak de vragen in je eigen tempo
Beantwoord de vragen in volledige zinnen

Slide 20 - Slide

Werkfase
Maak de uitgedeelde opdracht
Lees de korte teksten
Maak vraag 1 en 2

Ik loop langs om het na te kijken

Slide 21 - Slide

Werkfase
Lees de paragraaf 'Overtuigen' (p. 102 - 103 handboek)
Beantwoord daarna 5 vragen in de volgende slides.
Tijd: 20 minuten
timer
20:00

Slide 22 - Slide

1a Onder het kopje 'Beïnvloeden' worden grofweg twee manieren beschreven waarop
mensen hun gelijk proberen te krijgen. Welke zijn dat? R

b Geef van beide manieren een actueel voorbeeld uit je eigen werkelijkheid of
uit de media. T1

Slide 23 - Open question

2. Leg uit waarom het voor zogeheten influencers belangrijk is dat het aantal 'volgers' op hun kanaal duidelijk zichtbaar in beeld is. T2

Slide 24 - Open question

3 Lees onderstaande (delen van) zinnen. Geef aan of het gaat om een standpunt of een argument en noteer de signaalwoorden of functiewoorden (zie handboek, pp. 64-65) waaraan je dat kunt zien. T1
Je kunt het bestand uitvergroten.

Slide 25 - Open question

3. Wat is het standpunt?
A
Er zijn weer dode buizerds gevonden
B
Er moeten echt minder insecticiden gebruikt worden.

Slide 26 - Quiz

timer
0:30
Weerlegging
Tegenargument
Ontkracht het standpunt
Ontkracht het argument

Slide 27 - Drag question

Standpunt: 
1ste argument
2de argument

Slide 28 - Drag question

argumenteren
standpunt
betoog
argumenten
iemand overtuigen met taal
mening/opvatting
alle argumenten bij elkaar. 
ondersteunen je standpunt

Slide 29 - Drag question

Ik vond het optreden van Taylor Swift gisteren helemaal geweldig!
Ik ben er nog niet over uit of ik mijn scooter bij Achmea of Menzis verzeker.
Ik wil nooit meer naar Frankrijk op vakantie.
Positief standpunt
Negatief standpunt
Standpunt van twijfel

Slide 30 - Drag question