Cursus 4 taal §4 thematische uitdrukkingen

1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

  • Herhaling vorige les
  • Kennen en kunnen
  • Uitleg
  • Zelfstandig werken
  • Afsluiting

Slide 3 - Slide

VERBAAL
NON-VERBAAL
De jongen knipoogt naar het meisje.
De docent steekt zijn duim op naar de leerling.
De conducteur vraagt of ik een kaartje heb gekocht.
De voetbalspeler scheldt de scheidsrechter uit. 

Slide 4 - Drag question


  • Thematische uitdrukkingen 
  • Uitleggen wat uitdrukkingen zijn.
  • De betekenis van een aantal uitdrukkingen benoemen. 

Slide 5 - Slide

  • Wat:  Maak samenvattingen van de gele stukken tekst en de begrippen. Blz. 86 t/m 95 Of de oefentoets maken
  • Hoe: individueel
  • Hulp: lesboek, mevrouw de Vries
  • Tijd: 10 min
  • Uitkomst: bespreken/nakijken
  • Klaar?: Woordenlijst cursus 9 --> online leren
timer
15:00

Slide 6 - Slide

§4 Thematische uitdrukkingen - blz. 98 

Slide 7 - Slide

Thematische uitdrukkingen
  • Uitdrukkingen zijn unieke combinaties van woorden om uit te leggen wat je bedoelt. 

  • Veel van deze uitdrukkingen zijn thematisch. Denk bijvoorbeeld aan het weer, dieren of het menselijk lichaam.
  • Na regen komt zonneschijn.
  • Blaffende honden bijten niet.
  • Een oogje op iemand hebben.

Slide 8 - Slide

  • Zijn vaste combinaties van woorden.
  • Zijn ook altijd figuurlijk bedoeld.

Wie weet nog een uitdrukking?
Uitdrukkingen

Slide 9 - Slide

  • Wat: Maak het werkblad. Noteer per afbeelding welke thematische uitdrukking je herkent. Noteer erachter wat ermee wordt bedoeld. 
  • Hoe: in tweetallen
  • Hulp: lesboek, mevrouw de Vries
  • Tijd: 10 min
  • Uitkomst: bespreken/nakijken
  • Klaar?: Ga verder met opdrachten van paragraaf 4 of de begrippen leren. 

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Spreekwoorden en uitdrukkingen
1. Zoek op de poster tien  spreekwoorden of uitdrukkingen 
en schrijf deze op in je schrift.
2. Noteer wat deze uitdrukkingen betekenen.
3. Onderzoek waar jouw spreekwoord of uitdrukking vandaan komt.
timer
10:00

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

de beest uithangen
A
alles willen weten
B
er genoeg van hebben
C
schaamteloos gedragen
D
een feest geven

Slide 14 - Quiz

wat betekent:
Daar zit een addertje onder het gras.

Slide 15 - Open question

Slide 16 - Video