This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Leesvaardigheid
Lezen H5
Functiewoorden
Slide 1 - Slide
Hoe was je weekend?
😒🙁😐🙂😃
Slide 2 - Poll
Wat gaan we vandaag doen?
- Lezen 10 min.
- Herhaling lezen hfst 1, 2, 3 en 4
- Lesdoel
- Instructie
- Toepassen
- Huiswerk maken
Slide 3 - Slide
Lezen
timer
10:00
Slide 4 - Slide
Welke tekststructuur herken je?
A
Argumentatiestructuur
B
Voor- en nadelenstructuur
C
Vraag-antwoordstructuur
D
Aspectenstructuur
Slide 5 - Quiz
Wat is een tekststructuur?
A
Is een tweedeling: inleiding en midden
B
Is een manier om het middenstuk in te delen.
C
Is een driedeling: inleiding-midden-slot
D
Vaste indeling inleiding-midden-slot
Slide 6 - Quiz
Tekststructuur van een betoog:
A
voor- en nadelen
B
standpunt-argument
C
beschrijving
D
verklaring
Slide 7 - Quiz
Wat is GEEN tekststructuur?
A
probleem-oplossing
B
verklaring
C
aspecten
D
synoniem
Slide 8 - Quiz
Herhaling argumentatieschema
Enkelvoudige argumentatie
Nevenschikkende argumentatie
Meervoudige onderschikkende argumentatieschema
Enkelvoudige onderschikkende argumentatieschema
Slide 9 - Drag question
Nevenschikkende argumentatie
Enkelvoudige argumentatie
Onderschikkende argumentatie
Slide 10 - Drag question
Wat is het verschil tussen een tegenargument + weerlegging?
Slide 11 - Open question
Tegenargument en weerlegging
Slide 12 - Slide
A. Volgens mij kun je beter blijven zitten, want dan slaag je over twee jaar met hogere cijfers.
B. Maar dat kost me wel een heel jaar.
A
B = tegenargument
B
B = weerlegging
Slide 13 - Quiz
A. Het boek Merdeka! staat bomvol met gewelddadige oorlogsscènes. Als je daar niet zo van houdt, kun je het beter niet lezen. B Zoveel staan er ook niet in; misschien dat er op 30 van de meer dan 300 pagina’s gevochten wordt.
A
B = tegenargument
B
B = weerlegging
Slide 14 - Quiz
A. Roken bekort het leven met acht jaar. Roken moet helemaal verboden worden.
B. Mensen moeten zelf weten of ze roken of niet.
A
B = tegenargument
B
B = weerlegging
Slide 15 - Quiz
Theorie Lezen H5
Functiewoorden
Slide 16 - Slide
Lesdoel
- Je kent de betekenis van veel voorkomende functiewoorden
- Je kunt de functie van (sommige) alinea's in een tekst benoemen
Slide 17 - Slide
Functiewoorden
Elke alinea heeft een functie
- inleiding: ...
- slot: ...
Slide 18 - Slide
Welke functie kan een inleiding hebben?
Slide 19 - Mind map
Welke functie kan een slot hebben?
Slide 20 - Mind map
Functiewoorden
Elke alinea heeft een functie inleiding: onderwerp introduceren, standpunt noemen, etc. slot: conclusie, samenvatting, advies, etc.
Herkenbaar aan signaalwoord: daarentegen, daarnaast, etc.
Slide 21 - Slide
Functiewoorden
Vaak voorkomende functiewoorden:
aanbeveling
probleemstelling
tegenwerping
uitwerking
verklaring
weerlegging
Slide 22 - Slide
Functiewoorden
Vaak voorkomende functiewoorden:
aanbeveling: advies/goede raad
probleemstelling: probleem omschrijven
tegenwerping: reactie op een mening/stelling
uitwerking: extra informatie over een (deel)onderwerp
verklaring: uitleg waarom iets zo is
weerlegging: ontkrachting argumentatie
Slide 23 - Slide
functiewoord
signaalwoord
tekstverband
Dit woord staat in de tekst. Hieraan kun je herkennen wat meerdere tekstdelen met elkaar te maken hebben
Dit woord staat meestal niet in de tekst zelf. Je gebruikt het om te omschrijven wat er in een tekstdeel verteld wordt.
Dit woord staat meestal niet in de tekst zelf. Hiermee omschrijf je wat meerdere tekststukjes met elkaar te maken hebben.
Slide 24 - Drag question
Wat is de juiste omschrijving bij het functiewoord?
probleemschets
anekdote
afweging
oplossingen
gevolgen
oorzaak
aanleiding
een (grappig of waargebeurd) verhaaltje als illustratie bij het onderwerp
bepalen wat het belangrijkste is voor het trekken van een conclusie
een oplossing geven nadat een probleem is geformuleerd
noemen van de gevolgen van een situatie of verschijnsel.
het benoemen van een of meerdere problemen
waardoor iets ontstaan/geworden is
reden om nu een tekst te schrijven over het onderwerp
Slide 25 - Drag question
Wat doen functiewoorden?
A
Die geven aan welke functie een bepaald tekstgedeelte heeft.
B
Die geven aan wat de betekenis is van de alinea.
C
Die geven aan wat de schrijver bedoelt.
D
Die geven aan waar je belangrijke informatie kan vinden.
Slide 26 - Quiz
Huiswerk voor volgende les
H5 Lezen:
Maak online of uit je tekstboek de startopdracht + opdracht 1 en 2
Klaar? Verder met gedicht meneer Punte, ander huiswerk of lezen.