Oraal (via mond en slokdarm) – denk aan tabletten, dragees, capsules, drankjes, poeders, etc.
Intraveneus (dmv injectie in een ader)
Intramusculair (injectie in een spier)
Subcutaan (onderhuidse injectie)
Rectaal (via de anus) – bijvoorbeeld met een zetpil of een klysma.