quiz: 17 vr

Vaste uitdrukkingen

een ommetje ...
A
lopen
B
doen
C
maken
D
beleven
1 / 17
next
Slide 1: Quiz

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Vaste uitdrukkingen

een ommetje ...
A
lopen
B
doen
C
maken
D
beleven

Slide 1 - Quiz

Vaste voorzetsels bij werkwoorden:

fungeren ...
A
met
B
als
C
in
D
bij

Slide 2 - Quiz

Vaste voorzetsels bij werkwoorden:

hij heeft de neiging ...
A
om
B
aan
C
van
D
aan of van

Slide 3 - Quiz

Vaste voorzetsels bij werkwoorden:

focussen ...
A
om
B
in
C
van
D
op

Slide 4 - Quiz

Vaste voorzetsels:

het doorzettingsvermogen hebben ...
A
om
B
aan
C
in
D
aan of in

Slide 5 - Quiz

Vaste voorzetsels:

neigen ...
A
naar
B
aan
C
om
D
in

Slide 6 - Quiz

Vaste voorzetsels:

het uitbesteden ...
A
om
B
aan
C
van
D
aan of van

Slide 7 - Quiz


Een zelfstandig naamwoord is:
A
een de-woord
B
een het-woord
C
een de-, het-, of een-woord

Slide 8 - Quiz

Verwijswoorden

Een de-woord krijgt als verwijswoord 'die'

jazeker
nee

Slide 9 - Poll

Wat is het juiste verwijswoord?

De jongen ...
A
die
B
dat
C
wat

Slide 10 - Quiz

Wat is het juiste verwijswoord?

Het meisje ...
A
die
B
dat
C
wat

Slide 11 - Quiz

Wat is het juiste verwijswoord?

Mijn zusje ...
A
die
B
dat
C
wat

Slide 12 - Quiz

'Vitaliteit'.

Dit betekent:

A
levenskracht
B
gezondheid
C
levendigheid
D
helderheid

Slide 13 - Quiz

'Expertise'.
Dit betekent:
A
kennis en vaardigheid van een persoon
B
deskundig onderzoek
C
kennis en vaardigheid van een bedrijf
D
het kan alle drie betekenen

Slide 14 - Quiz

'In mondelinge taalvaardigheden is non-verbale communicatie belangrijk.'

Wat is non-verbale communicatie?
A
de manier waarop je staat en kijkt
B
de inhoud van wat je zegt
C
de intonatie van wat je zegt

Slide 15 - Quiz

'Competentie'

Een woord uit het onderwijs, maar ook in vacatures.
Wat betekent het?
A
motivatie
B
vaardigheid
C
houding
D
ervaring

Slide 16 - Quiz

'Attitude'

Betekenis?
A
motivatie
B
houding
C
ervaring

Slide 17 - Quiz